Handelingen

Diemen, Hartveldseweg 25 - Petrus' Banden: verschil tussen versies

Uit Reliwiki

(Kaart hersteld)
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 54: Regel 54:
==Geschiedenis==
==Geschiedenis==


Belangrijke, opvallend gesitueerde, neoromaanse kerk, met toren, qua stijl vergelijkbaar met vele kerkgebouwen naar ontwerp van architect Jan Stuyt.   
Buitengewoon belangrijke, opvallend gesitueerde, neoromaanse kerk, met toren, qua stijl vergelijkbaar met vele kerkgebouwen naar ontwerp van architect Jan Stuyt.   


Extra opmerkelijk is de '''uithangende tweezijdige wijzerplaat''' (uurwerk) op de kerktoren (vergelijkbaar met die aan de voorgevels van de [[Hoorn, Kleine Noord 32 - Noorder- of Lieve Vrouwe Kerk|Noorderkerk]] en de [[Hoorn, Grote Oost 60 - Ooster of Sint Anthoniskerk|Oosterkerk]] in Hoorn).  
Extra opmerkelijk is de '''uithangende tweezijdige wijzerplaat''' (uurwerk) op de kerktoren (vergelijkbaar met die aan de voorgevels van de [[Hoorn, Kleine Noord 32 - Noorder- of Lieve Vrouwe Kerk|Noorderkerk]] en de [[Hoorn, Grote Oost 60 - Ooster of Sint Anthoniskerk|Oosterkerk]] in Hoorn).  

Huidige versie van 29 sep 2022 om 09:30


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: Petrus' Banden
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Noord-Holland
Gemeente: Diemen
Plaats: Diemen
Adres: Hartveldseweg 25
Postcode: 1111BE
Inventarisatienummer: 05354
Jaar ingebruikname: 1910
Architect: Lippits en Scholts
Huidige bestemming: kerk
Monument status: Rijksmonument 509011 (kerk); 509010 (pastorie)


Geschiedenis

Buitengewoon belangrijke, opvallend gesitueerde, neoromaanse kerk, met toren, qua stijl vergelijkbaar met vele kerkgebouwen naar ontwerp van architect Jan Stuyt.

Extra opmerkelijk is de uithangende tweezijdige wijzerplaat (uurwerk) op de kerktoren (vergelijkbaar met die aan de voorgevels van de Noorderkerk en de Oosterkerk in Hoorn).

In de 13e eeuw was de Sint Petrusparochie gelegen in Oud-Diemen, ten noorden van de kern van het huidige Diemen. Bij het kerkhofje Gedenk te Sterven stond de kerk. Na de Hervorming werd uitgeweken naar Overdiemen. Eerst in een boerenschuur, later in een schuilkerk die was toegewijd aan Sint Petrus Banden (Banden=boeien).

Eind 18e eeuw bouwde men een kerk aan de Hartveldseweg 23, genoemd De Hoop (1787). Het kerkhof werd in 1827 aangelegd. De pastorie werd in 1882 gebouwd. Rond 1900 werd De Hoop te klein en zo kwam in 1910 de huidige kerk tot stand. In 1929 is het grote Heilig-Hartbeeld geplaatst.

Rechts naast de kerk staat de mooie pastorie in neorenaissancestijl uit 1882, architect A.C. Bleijs. Rechts van deze pastorie staat de voormalige rooms-katholieke schuurkerk De Hoop, nu cultureel centrum.

Het interieur van deze kerk is in de jaren 1960 nogal fors versoberd en gemoderniseerd. De architectonische ruimtewerking van het interieur is echter intact gebleven.

Monumentomschrijving Rijksdienst - kerk

Driebeukige HALLENKERK op nagenoeg rechthoekig grondplan onder een zadeldak voorzien van steekkappen ter hoogte van het licht uitstekende transept, en met een ondiep rechthoekig koor onder een lager afgewolfd zadeldak. Vóór het brede middenschip is een hoog dwarspand opgetrokken waarvan het zadeldak in het midden onderbroken wordt door een op dit ""westwerk"" geplaatste toren. Het dwarspand ligt ingeklemd tussen twee lage kapellen (verbouwd tot zijportalen) in het verlengde van de smalle zijbeuken, beide voorzien van een lessenaarsdak met voorschild. Tegen de voorzijde van het dwarspand zet de hoofdvorm van het schip zich verkleind voort in een geringe uitbouw met middenvoor een uitgebouwd portaal, beide voorzien van een smal zadeldak. Alle genoemde daken zijn gedekt met rode tuiles du nord. Het muurwerk is uitgevoerd in miskleurige machinale baksteen Waalformaat in kruisverband met platvolle voeg en voorzien van een omgaande rollaag ter hoogte van de plint. De topgevels worden afgesloten door een licht overstek op geprofileerde klossen, de rechte muurdelen door een bakgoot, eveneens op geprofileerde klossen. Alle vensters zijn, tenzij anders vermeld, voorzien van blank glas. De als topgevel uitgevoerde voorgevel (Z) heeft bovenin een polychroom tegeltableau met het Christussymbool ""IHS"" en daaronder de tekens van de dierenriem en, ter weerszijden van het rondvenster eronder, zonnestralen. Het rondvenster wordt omgeven door lichtrode profielstenen. Links en rechts van de topgevel zit in de zuidgevel van het dwarspand een kleiner rondvenster. Het portaal heeft schuine dagkanten die boven een rand van witte en lichtblauwe tegels overgaan in geprofileerde archivolten van lichtrode profielsteen. De topgevel van het rondboogportaal kraagt opzij uit boven zandstenen consoles die aan de voorzijde voorzien zijn van een bladmotief. In de top van het portaal bevindt zich evenals in de voorgevel een veelkleurig driehoekig tegeltableau met een pauselijk wapen, vermoedelijk van Pius X (paus van 1903 tot 1914). De dubbele portaaldeur is evenals de later aangebrachte dubbele deuren in de voormalige zijkapellen links en rechts modern. Ter weerszijden van het portaal bevindt zich hoog in de voorgevel een tweetal smalle vensters. In de voorgevel zijn verder op goothoogte twee reliëfs ingemetseld met een voorstelling uit het leven van Petrus, de patroonheilige van de kerk: links Petrus in de kerker, rechts aan het roer van een schip. De toren boven het dwarspand verjongt zich tot aan de, met een getrapt uitkragende rondboogfries uitgebouwde, klokkenzolder die aan alle vier zijden is voorzien van drie gekoppelde galmgaten met spaarveld en een rondboogvenster. Loodrecht tegen de voorzijde van de toren hangt een houten kast met aan beide zijden een wijzerplaat. Het muurwerk van de toren wordt boven de uitgebouwde klokkenzolder afgesloten door een ruim overstek op geprofileerde klossen waartussen siermetselwerk. Hierop rust een glooiend tentdak bekroond door een opengewerkte bolvorm waarop een kruis. In de smalle zijgevels van het dwarspand zijn boven de lessenaarsdaken van de zijkapellen twee hoge rondboogvensters aangebracht. Bovenin beide topgevels bevindt zich een veelkleurig driehoekig tegeltableau met de alpha en de omega, de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet (symbool voor Christus die begin en einde is). De sobere zijbeuken tellen drie traveeën gescheiden door steunberen die halverwege voorzien zijn van een hardstenen versnijding. Ter hoogte hiervan bevindt zich in iedere travee een drietal rondboogvensters waarvan de middelste enigszins hoger is. Hieronder hebben beide zijgevels tegen de zuidelijke travee een uitgebouwde rechthoekige biechtruimte onder een plat dak met overstek op geprofileerde klossen waaronder een dubbele muizentand. In de langsgevel van deze uitbouwen zijn twee kleine vensters aangebracht voorzien van glas-in-lood (bij de westelijke biechtruimte vervangen door blank glas). De topgevels van het transept hebben op de hoeken vergelijkbare steunberen als de zijbeuken en een rondvenster halverwege de gevel. In de oostelijke transeptgevel is een dubbele rondboogdeur aangebracht die vanuit de kerk toegang geeft tot de aangrenzende begraafplaats. De transeptgevels zetten zich in noordelijke richting voort rond de ondiepe rechthoekige (voormalige) zijaltaarruimten ter weerszijden van het koor. Boven deze nevenruimten loopt ook het zadeldak van het transept door met een drietal hoge rondboogvensters. Het oostelijke dakschild van het koordak heeft een dakkapel voorzien van een houten luik en een door rode, onderaan halfronde daktegels gedekt zadeldak met voorschild waarop een loden piron. Het kerkdak telt boven beide zijgevels twee van dergelijke dakkapellen. In de boven het koordak uitstekende noordgevel van het middenschip is een luik aangebracht (het kruis op deze gevel is in 1972 verwijderd). Haaks op de oostmuur van het koor en evenwijdig grenzend aan de oostelijke nevenruimte bevindt zich een anderhalve verdieping hoge sacristie gebouwd op een rechthoekig grondplan en voorzien van een plat dak met een op geprofileerde klossen rustend overstek waaronder een dubbele muizentand.

Het wit bepleisterde interieur bestaat uit een breed middenschip, smalle zijbeuken en uitstekende transeptvleugels, gescheiden van elkaar door vier forse rondbogen rustend op rechthoekige pijlers van gele machinale baksteen Waalformaat in kruisverband. In de pijlers zijn drie sierlagen gemetseld van steentjes met een witte horizontale streep tussen twee lichtgroene. Bovenlangs de gemetselde scheibogen en rond de boogaanzetten loopt een uitkragende rand van rode profielsteentjes met ojiefvorm. Tussen alle scheibogen is een rijk geprofileerde console aangebracht waarop een tegen een liseen geplaatste muurstijl rust die een trekbalk draagt. Middenonder elke trekbalk en in het verlengde van de makelaar hangt een sierbol. Het uit witgeschilderde eternietplaten samengestelde plafond van het middenschip heeft de vorm van een (onderaan afgerond) zadeldak met een indeling van grote rechthoekige panelen. De zijbeuktraveeën worden van elkaar gescheiden door gemetselde rondbogen van gele baksteen rustend op een zandstenen console met ojiefprofiel in de zijmuur. De gepleisterde zijwanden hebben een lage plint van paarsrode baksteen. Onder- en bovenlangs de vensters loopt een geprofileerde lijst, waarvan de bovenste de vorm volgt van de rondboogvensters. De onderste zet zich ook voort in de transeptarmen. Ter hoogte van de zuidelijke travee bevinden zich in beide zijmuren twee vernieuwde deuren die toegang geven tot de achterliggende biechtruimten. Elke zijbeuktravee heeft een stucplafond in de vorm van een zadeldak haaks op het middenschip. Boven beide transeptarmen is een gestuct tongewelf aangebracht. Het middenschip opent naar het koor door een grote, tussen de voorste pijlers geplaatste rondboog van gele baksteen met een bovenrand van rode profielsteen. De twee nevenruimten ter weerszijden van het koor met tongewelf hebben een gestuct tongewelf evenwijdig aan het transept, en openen zowel naar het transept als het koor door middel van een kleine rondboog in gele baksteen voorzien van sierranden als in het middenschip. In de westzijde van de pijler rechtsvoor is boven de plint een zandstenen eerste steen ingemetseld, gedateerd 1 april 1910 en voorzien van de namen van de deken en de pastoor. De rechte koorsluiting wordt geleed door twee lisenen waartussen drie rondboogvensters voorzien van modern gebrandschilderd glas (in 1961 vervaardigd door pater L. van de Berg o.f.m. te Amsterdam). In de oostmuur van het koor is een halfronde nis met rond wijwaterbak ingemetseld van zwart marmer. Rechts hiervan bevindt zich een vernieuwde deur die toegang geeft tot de sacristie. Dit vertrek heeft gepleisterde muren en een balkenplafond. De gewadenkasten en de credenstafel- en kast zijn nog oorspronkelijk. Achterin de kerk staan twee zware torenpijlers van gele baksteen met een paarsrode plint en eveneens een lichtgroen/wit/lichtgroene sierrand op ooghoogte. Achterin bevindt zich een balkon met houten borstwering en waarop een orgel met neogotisch front geplaatst is, in 1910 gemaakt door Maarschalkerweerd (afkomstig van de kapel van de paters H. Hart in Bergen op Zoom). Het orgel is Rijksmonument (nr 509011). De achterwand van het middenschip opent naar de toren met een hoge rondboog van gele baksteen boven de twee genoemde pijlers. De hoge achterliggende ruimte op de eerste verdieping van de toren heeft een vlakke houten zoldering. Drie hoge rondbogen in de zijmuren (nu dichtgezet en voorzien van een moderne deur) geven toegang tot de aangrenzende bergruimten in het dwarspand. Rechts in de oostmuur bevindt zich een paneeldeur die toegang geeft tot het achterliggende, in de zuidoosthoek van het dwarspand gesitueerde trappenhuis, dat zich uitstrekt vanaf de begane grond tot aan de gordingenkap van het dwarspand. De langs de muur lopende houten trap leidt naar de via een paneeldeur toegankelijke tweede verdieping in de toren. Het in de zuidelijke helft van de toren gesitueerde portaal is toegankelijk via een moderne dubbele deur met nieuw halfrond bovenlicht en een geprofileerde omlijsting. Ter weerszijden van de deur is tegen de muur een zwartmarmeren wijwaterbak aangebracht in de vorm van een halve achthoek. Het hoofdportaal heeft een balkenplafond en muren van paarsrode machinale baksteen, Waalformaat in kruisverband met knipvoeg. Ter plaatse van de rondboognis in beide zijmuren was een deur naar het voormalige westelijke zijportaal (nu verbouwd tot Mariakapel) en naar het tevens als portaal fungerende trappenhuis. De binnenmuren van de huidige zijportalen ter weerszijden zijn opgetrokken in rode machinale baksteen, Waalformaat in halfsteens verband met knipvoeg (de deuren en plafonds zijn modern). Tussen de vijf doorgangen naar de (voormalige) portalen zijn tegen de achterwand vier lisenen aangebracht waarop kleine, eveneens in gele baksteen gemetselde rondbogen rusten die aansluiten tegen de genoemde torenpijlers en de zuidelijke schippijlers. De gang onder deze bogen wordt aan de uiteinden overwelfd door een klein gestuct tongewelf in het verlengde van de zijbeuken; boven de rest van de gang zet het balkenplafond van het balkon zich voort.

Waardering

Het kerkgebouw is van architectuur- en cultuurhistorische waarde als merendeels gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een kerkgebouw uit het eerste kwart van de 20e eeuw en van algemeen belang als historisch-functioneel onderdeel van het beschreven complex.

Monumentomschrijving Rijksdienst - pastorie

Omschrijving

Op vierkant grondplan gebouwde PASTORIE van twee bouwlagen onder een samengesteld dak bestaande uit een zadeldak met achterschild in het verlengde van de risalerende trapgevel rechtsvoor, en tegen het linker zijschild hiervan een lager afgeplat tentdak, beide gedekt met gesmoorde kruispannen. Halverwege tegen de rechterzijgevel (O) is een toren opgetrokken waarnaast een lage rechthoekige aanbouw (oorspronkelijk met een zinkgedekt zadeldak, nu met plat dak). De muren zijn gemetseld in rode machinale baksteen Waalformaat in kruisverband met knipvoeg, met onder de benedenvensters van de pastorie een omgaande gemetselde plint en bovenaan een houten bakgoot op getrapt gemetselde consoles. Ter hoogte van de verdiepingsvloeren zijn in alle gevels smeedijzeren schootankers aangebracht. Het muurwerk wordt verlevendigd door banden onder de vensters, blokjes op de hoeken van de voor- en de trapgevel, en sluit- en aanzetstenen in de ontlastingsbogen boven de vensters. De banden gaan onder de vensters over in hardstenen lekdorpels.

De asymetrische voorgevel telt vijf vensterassen waarvan de rechter twee de risalerende trapgevel vormen. Alle vensterassen behalve de middenste hebben zowel beneden als boven een schuifvenster (oorspronkelijk T-venster) met een bovenlicht voorzien van glas-in-lood (beneden XXa, boven XXb). Bovenin de trapgevel bevindt zich een klein schuifvenster. De middenas heeft op de eerste verdieping een smal schuifvenster en op de begane grond een door (geschilderde) natuur- of kunststeenblokken omgeven terugliggende paneeldeur met een glaspaneel en een halfrond bovenlicht, beide voorzien van krullend smeedwerk. Ter weerszijden van de deur en rond het bovenlicht zijn smalle glaspanelen aangebracht. Het houten afdakje boven de ingang heeft de vorm van een lessenaarsdak (de oorspronkelijke dakbedekking is vervangen door shingles). Voor de deur ligt een pad van zwarte en witte tegels in schaakbordpatroon. De gemetselde ontlastingsbogen boven de vensters zijn uitgevoerd als (op de begane gedrukte) korfboog. Het terugliggende siermetselwerk in de boogtrommels bestaat uit een ruitpatroon van paren kleine rode koppen. Boven de drie rechter vensters op de eerste verdieping zijn in plaats van korfbogen strekken aangebracht waarvan de aanzetstenen door tussenliggende horizontale banden gekoppeld worden. Tussen de twee vensters op de eerste verdieping van de trapgevel is een gevelsteen ingemetseld met in een rondboognis een beeld van de Hoop, uitgebeeld als een vrouw staande op een anker. Links en rechts van het kleine venster bovenin de trapgevel bevindt zich een rolwerkcartouche met daarop "ANNO" en "1882". De sluitsteen boven laatstgenoemd venster is uitgevoerd als een console in de vorm van een leeuwenkop waarop een smalle liseen rust die boven de bovenste trap uitsteekt en daar geflankeerd wordt door kleine klauwstukken. De trappen hebben geprofileerde dekstenen waarvan de twee ter hoogte van de leeuwenkop als cordonlijst zijn uitgevoerd. De onderste twee trappen kragen opzij uit. Ter plaatse van de gordingen van het achterliggende zadeldak zijn in de trapgevel smeedijzeren schootankers aangebracht. In de gesloten westzijde van de risalerende trapgevel is in de plint een hardstenen eerste steen ingemetseld gedateerd 22 april 1882 en voorzien van de namen van de pastoor en de vier kerkmeesters. Het voorschild van het dak draagt een dakkapel met een zinkgedekt en door een kruis bekroond zadeldak dat aan de voorzijde voorzien is van een driehoekig overstek waarboven twee haakse dakschilden. Het oorspronkelijke vierruits draairaam van de dakkapel is vervangen door een enkelruits draairaam. Op de gesloten rechterzijgevel (O) staan twee schoorstenen: rechts een lage gepleisterde en links een hoge vernieuwde schoorsteen opgetrokken in rode machinale baksteen. De traptoren in het midden heeft aan de voorzijde (Z) beneden twee smalle w.c.-raampjes met een diefijzer in kruisvorm en een zandstenen lekdorpel, hogerop twee kleine venstertjes, en bovenin, evenals in de noordkant, twee gekoppelde rondboogvensters. In de oostzijde van de toren bevinden zich lager in de gevel onder een halfronde ontlastingsboog eveneens twee gekoppelde rondboogvensters, die echter twee keer zo hoog zijn. Direct onder de aanzetstenen van de ontlastingsboog wordt de toren verlevendigd door een omgaande band. Het muurwerk van de toren wordt afgesloten door een zaagtand en een vermoedelijk zandstenen bovenrand met kwartrond profiel waarboven een glooiend leigedekt dak dat boven een vierkante basis door middel van zinkgedekte afschuiningen overgaat in een achthoek en aan elke kant voorzien is van een dakkapelletje met een zinkgedekt dak als van de dakkapel boven de voorgevel. Op het torendak staat een achtzijdig, opengewerkt houten klokkentorentje met een achthoekige, onderaan licht ingesnoerde naaldspits gedekt met leien en bekroond door een kruis.

De linkerzijgevel (W) had middenboven een T-venster dat naderhand gewijzigd is in een dubbele balkondeur die toegang geeft tot het dakterras boven de aangebouwde serre. De strek boven de balkondeur is opgenomen in een band die zich in het linker gedeelte van de voorgevel voortzet. Op de gevel staan twee lage gemetselde schoorstenen uit XXB (de oorspronkelijke exemplaren waren even hoog als het dak) waartussen een dakkapel als voor (waarop moderne shingles). De serre heeft een rechthoekige plattegrond en is evenals de aangrenzende gang naar de kerk opgetrokken in paarsrode machinale baksteen, Waalformaat in kruisverband met knipvoeg. Zowel de serre als de gang hebben gewijzigde vensters en een plat dak waarlangs een geprofileerde gootlijst op dito klossen. Het houten balkonhek rond het dak van de serre is verdwenen. De vlakke achtergevel (N) telt evenals de voorgevel vijf vensterassen voorzien van T-vensters met bovenlichten waarin met uitzondering van de twee keukenvensters linksonder naderhand glas-in-lood (als voor) is aangebracht. Het venster van het tot badkamer verbouwde vertrek middenboven heeft ook in het onderraam glas-in-lood (XXb). Boven de vensters zijn strekken aangebracht met recent geschilderde sluit- en aanzetstenen. Rechtsonder zit een tweeruits keldervenster voorzien van een traliewerk. De via een haaks op de gevel staande gemetselde trap met ijzeren trapleuningen bereikbare smalle achterdeur in het midden van de begane grond is vernieuwd (hardhout met aan de buitenzijde vertikale kraalschroten) met behoud van het oorspronkelijke deurkozijn met vierruits bovenlicht. Rechts van de deur bevindt zich een klein venster. De rechts van het midden geplaatste dakkapel heeft twee vernieuwde en gekoppelde draaivensters en een zinkgedekt zadeldak met voorschild. Het interieur van de pastorie kent nog grotendeels de oorspronkelijke indeling. De vloeren, trappen en schouwen zijn eveneens oorspronkelijk; de afwerking van de wanden en de plafonds is merendeels modern. Zowel de kamers op de begane grond als de eerste verdieping hebben uitklapbare paneelblinden ter weerszijden van de vensters. De vloer van de vestibule middenvoor bestaat uit rode tegels waartussen kleinere zwarte en grijze tegels. De paneeldeur naar de centrale gang heeft een glaspaneel (voorzien van modern glas) en een halfrond afgesloten bovenlicht. Rond de deur en het bovenlicht zijn binnen een rondboog smalle glaspanelen aangebracht (het glas is modern). De gangvloer bestaat uit vierkante, zes- en achthoekige tegels in verschillende maten en kleuren (o.a. gele, rode en lichtblauwe tegels; de betegelde lambrisering in de gang en de vestibule is in 1996 aangebracht). Halverwege de gang bevindt zich rechts een bordestrap met daarnaast een zijgang die uitkomt bij de schuilkerk. De houten bordestrap is voorzien van gedraaide balusters. Ter hoogte van het bordes zijn hoog in de oostmuur drie rondboogvensters aangebracht met in gebrandschilderd glas de wapens van de tot het werkterrein van de parochie behorende (voormalige) gemeenten "Weespercarspel", "Diemen" en "Watergraafsmeer" (de namen zijn omgeven door rolwerkcartouches). De vernieuwde deur daaronder geeft toegang tot het trappenhuis in de toren dat zich uitstrekt boven de op de begane grond van de toren gelegen toiletruimte (voorzijde) en de gang naar de schuilkerk (achterzijde) tot aan het torendak. De langs de muren aangebrachte en van gietijzeren spijlen voorziene houten trap leidt naar een paneeldeur die toegang geeft tot de zolderverdieping van de pastorie. De ruime en ongedeelde zolder heeft een gepleisterde borstwering en een beschoten gordingenkap (het platte gedeelte van het dak is in feite een zeer flauw, vermoedelijk zinkgedekt tentdak). De op de gang uitkomende vertrekken van de begane grond hebben paneeldeuren met een geprofileerde omlijsting. Van de twee kamers en suite links van de gang op de begane grond (voor was de spreekkamer, achter de "zaal") is één vertrek gemaakt. Tegen de westmuur hiervan staan twee schouwen: de linker heeft rond de betegelde achterwand van delftsblauwe tegeltjes waarop landschappen staan afgebeeld een pilasterstelling uitgevoerd in zwart marmer met witte aders, de rechter een schoorsteenmantel in korfboogvorm van lila en grijs gevlekt marmer met zwartmarmeren sluit- en aanzetstenen in de vorm van een diamantkop, siersmeedwerk links- en rechtsboven, en onder de uitkragende plaat een zwartmarmeren en in doorsnede kwartronde lijst. De achterwand van de rechter schouw is uitgevoerd in zwarte geglazuurde tegels waaromheen hardstenen dagkanten in korfboogvorm. Beide schouwen hebben een gepleisterde boezem voorzien van lintvoegen onderbroken door twee spaarvelden met rondboog(fries). Ter weerszijden van de rechter schouw is naderhand een paneeldeur met glaspaneel en glas-in-lood (XXb) bovenlicht aangebracht: de linker geeft toegang tot de serre, de rechter tot de gang naar de nieuwe kerk. De vloer van deze gang bestaat uit rode en langs de randen zwarte tegels. Tussen de "zaal" en het smallere achterste gedeelte van de gang in de pastorie ligt een keldertrap die via een paneeldeur achterin de gang toegankelijk is en leidt naar de vochtige en donkere kelder in de noordwesthoek. De kamer rechtsvoor heeft tegen de oostwand een schouw vergelijkbaar met de laatstgenoemde alleen kleiner en met een schoorsteenmantel van bruin/wit/grijs gevlekt marmer voorzien van dezelfde details (ook in zwart marmer). Op het spaarveld van de gepleisterde boezem is in de jaren '10 een schildering aangebracht met gestileerd de twee katten van de toenmalige pastoor en daaronder een in het Latijn opgesteld rijm waarin hij zijn leven op ludieke wijze verheerlijkt. De keuken rechtsachter heeft tegen de oostwand een gepleisterde schouw met tegen de rechte wangen een geprofileerde houten console waarop de omgaande houten kroonlijst rust. De eerste verdieping telt rond de ruime overloop en de aan de westzijde hiervan grenzende en via een korfboog toegankelijke gang in totaal zeven kamers: vier grotere in de hoeken en daartussen aan alle kanten behalve de oostkant (hier is de trap gesitueerd) een smallere kamer. De kamer linksvoor heeft tegen de westwand een schouw met een schoorsteenmantel van zwart marmer waarboven een gepleisterde boezem met lintvoegen en een spaarveld met rondboogfries. Tegen de oostwand van de kamer rechtsvoor bevindt zich een gepleisterd rookkanaal met boven het midden een halfronde lijst met sluitsteen in de vorm van een diamantkop en daaronder hoeklisenen van zwart marmer waartussen meerkleurige tegels met bloem- en bladmotieven. De kamer rechtsachter heeft tegen de westwand een vergelijkbaar rookkanaal en ter weerszijden hiervan een kast met een dubbele paneeldeur en daarboven een lage dubbele paneeldeur. Rond de van glas-in-lood voorziene deur van de badkamer middenachter zijn glas-in-loodvensters aangebracht. Deze kamer staat via een paneeldeur in verbinding met de kamer linksachter. Tussen dit vertrek en het kamertje halverwege de westgevel is een kastenwand aangebracht met aan beide zijden twee dubbele paneeldeuren. Alle overige deuren op de eerste verdiepig zijn vernieuwd met behoud van de oorspronkelijke geprofileerde deuromlijsting.

Waardering

De pastorie is van algemeen belang als historisch-functioneel onderdeel van het beschreven complex (zie complexwaardering).

Orgels

Huidige orgel

Het huidige orgel is gebouwd door Bernard Pels in 1918 voor het Juvenaat in Bergen op Zoom. Pels maakte gebruik van ouder pijpwerk en orgelkas van een instrument van Maarschalkerweerd uit ca. 1890. Het orgel is diverse malen uitgebreid. In 1986 is het orgel overgeplaatst naar Diemen door Adema-Schreurs.

Loos orgelfront

Oorspronkelijk is het vorige orgel gebouwd door firma Pels in 1910. Sinds 1971 is dit orgel niet meer in gebruik, de 2 loze orgelkassen zijn nog wel aanwezig (torenzijde).

Externe links

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur

Pastorie (en rechts Schuilkerk De Hoop)