Handelingen

Oudorp, Herenweg 77 - Laurentius: verschil tussen versies

Uit Reliwiki

(+ cat + links)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
[[Categorie:Object]]
[[Categorie:Object]]
[[Categorie:MetKaart]]
[[Categorie:Rijksmonument]]
[[Categorie:Rijksmonument]]
[[Categorie:RK]]
[[Categorie:RK]]
Regel 7: Regel 6:
[[Categorie:Provincie Noord-Holland]]
[[Categorie:Provincie Noord-Holland]]
[[Categorie:Bisdom Haarlem-Amsterdam]]
[[Categorie:Bisdom Haarlem-Amsterdam]]
 
[[Categorie:Evert Margry (1841 - 1891)]]


{{#display_map:1829AA Herenweg 77 Oudorp, Nederland|type=hybrid}}
{{#display_map:1829AA Herenweg 77 Oudorp, Nederland|type=hybrid}}

Versie van 29 okt 2018 12:42


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: Laurentius
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Noord-Holland
Gemeente: Alkmaar
Plaats: Oudorp
Adres: Herenweg 77
Postcode: 1829AA
Inventarisatienummer: 06004
Jaar ingebruikname: 1880
Architect: Margry, E.J.
Huidige bestemming: kerk
Monument status: Rijksmonument 524948


Geschiedenis

Monumentomschrijving Rijksdienst

Aan Sint Laurentius gewijde KERK uit 1879-1880 gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect Margry, hoofdonderdeel van het rooms-katholiek kerkelijk complex St. Laurentius.

Omschrijving

Driebeukige pseudobasiliek met een halfingebouwde fronttoren, een schip van acht traveeën onder een leigedekt zadeldak, en een ondiep koor met driezijdige sluiting. Het buitenmuurwerk is opgetrokken in roodgele machinale baksteen waalformaat in kruisverband met snijvoeg. Het muurwerk heeft een omgaande plint met een hardstenen bovenrand, en onder de vensters een cordonlijst van rode profielsteen. De steunberen zijn bovenaan en ter hoogte van de versnijdingen afgedekt met hardsteen. De spitsbogen boven de vensters, spaarvelden en nissen, hebben een sluitsteen van kalksteen. De op vierkant grondplan opgetrokken toren in het midden van de voorgevel (W) is opgebouwd uit drie segmenten - het middenste segment is hoger dan de onderste en bovenste - en voorzien van een hoge, ingesnoerde achtzijdige spits met een leidekking en bovenop een smeedijzeren kruis met vergulde haan. De toren heeft op de hoeken tot bovenaan toe haakse steunberen met twee versnijdingen ter hoogte van de segmentovergangen. Tegen de voorzijde van de onderste geleding is een gotisch portaal aangebracht waarvan de steile topgevel bekroond wordt door een hardstenen kruisbloem. De terugliggende voordeur is uitgevoerd als dubbele deur van opgeklampte kraalschroten en voorzien van smeedijzeren sierbeslag. Tegen de dagkanten van het portaal staat een ranke zuil van kalksteen met een hardstenen basement en een bladkapiteel van zachtere steen. Het bovenlicht boven de hardstenen latei van de deur is uitgevoerd als een spitsboogvenster met groen glas-in-lood en maaswerk van kalksteen. Bovenin de topgevel van het portaal zijn drie spitsboognisjes aangebracht. De onderste geleding wordt van de middenste geleding gescheiden door uitkragend siermetselwerk waarin twee muizentanden. In het middensegment zijn drie hoge spitsboogvensters aangebracht waarboven een roosvenster binnen een spitsbogig spaarveld. Deze drie vensters en het in kalksteen uitgevoerde roosvenster zijn voorzien van gebrandschilderde ramen. Boven het roosvenster bevinden zich, evenals in de zijgevels van de toren, drie kleine spitsboognissen, waarboven een uitkragende dubbele muizentand en siermetselwerk in de vorm van diagonale ruiten bestaande uit uitgemetselde rollagen met op de snijpunten blokjes kalksteen. De bovenste torengeleding heeft aan alle vier zijden een spitsboogvormig spaarveld met bovenin een wijzerplaat en daaronder twee gekoppelde galmgaten met spitsboogvorm. Onder de geprofileerde hardstenen bovenrand van de toren bevindt zich uitkragend metselwerk in de vorm van twee dubbele muizentanden. De door een ezelsrug afgedekte voorgevel heeft links en rechts van de toren een steunbeer met versnijding, en op de hoeken haakse steunberen met twee versnijdingen waarop een achthoekige gemetselde bekroning met een achtzijdig tentdak van hardsteen. In het verlengde van de zijbeuken is links en rechts in de voorgevel een spitsboogvenster aangebracht waarin maaswerk van kalksteen en gebrandschilderd glas. Boven deze vensters heeft de voorgevel een band van uitkragend metselwerk (ondermeer drie muizentanden). Hierboven bevindt zich aan de buitenkant van de twee steunberen links en rechts van de toren een luik waarboven een hardstenen latei en een spitsboognis. Op dezelfde hoogte bevindt zich ter weerszijden van de toren een smal spitsboogvenster. Onder het linker venster bevindt zich lager nog een smal getoogd venster. De zijgevels worden door steunberen met één versnijding geleed in acht traveeën. In elke travee zijn twee spitsboogvensters aangebracht. Aan de kant van de voorgevel bevindt zich nog een halve travee zonder vensteropening. Boven de zijgevels loopt een gootlijst op een uitkragende dubbele muizentand waaronder een rollaag in de vorm van een zaagtand met op de hoekpunten kalksteen. Tegen de zesde hele travee vanaf de voorgevel zijn beide zijgevels voorzien van een rechthoekige biechtstoeluitbouw waarin twee kleine spitsboogvensters. Deze uitbouwen hebben een leigedekt lessenaarsdak waaronder een grijsgesausde natuurstenen dakgoot op een dubbele muizentand. Het grote zadeldak telt boven beide zijgevels vijf dakkapellen: links, rechts en in het midden één, en daartussen bovenin twee kleinere. De dakkapellen hebben leigedekte zijkanten en een dito zadeldak met een overstek en windveren in spitsboogvorm. De onderste zijn voorzien van een luik met drie lancetvensters, de bovenste van een spitsboogvormig luik met een rond raampje. Het koor heeft een vijfzijdig leigedekt dak dat aansluit tegen de door een hardstenen kruis bekroonde en met ezelsrug afgedekte oostelijke topgevel van het schip. Deze gevel heeft een band van siermetselwerk als in de voorgevel, waarboven eveneens links en rechts een luik met hardstenen latei en spitsboognis, en op de hoeken haakse steunberen met één versnijding. Op het koordak staat middenachter een dakkappel als die onderaan de zijschilden van het hoofddak. Het koor wordt geleed door steunberen met twee versnijdingen. In de drie traveeën van de koorsluiting is een hoog spitsboogvenster aangebracht voorzien van gebrandschilderd glas.

opname 1995 © AvD.

INTERIEUR. In het interieur worden middenschip en zijbeuken van elkaar gescheiden door een spitsboogarcade op achthoekige pijlers van gele machinale baksteen met dito basementen van paarsrode machinale baksteen afgesloten door een geprofileerde hardstenen plaat. Op de kalkstenen bladwerkkapitelen rust een liseen van rode baksteen waartegen een ronde schalk van kalksteen geplaatst op een eveneens kalkstenen bladconsole. De schalken zijn voorzien van een bladwerkkapiteel ter hoogte van de eveneens kalkstenen cordonlijst die de witgepleisterde muurvlakken boven de rode spitsbogen afsluit. Onder deze cordonlijst bevinden zich twee lagen rode baksteen en drie muizentanden van gele baksteen. Op de genoemde schalken is een lagere dito schalk geplaatst die de in rode baksteen uitgevoerde muurstrook boven de cordonlijst geleed. Dit muurvlak heeft per travee een liggend spaarveld waarin drie spitsboognissen en waarboven drie muizentanden van gele baksteen. Hierboven wordt het muurwerk van het middenschip eveneens afgesloten door drie gele muizentanden. Het houten spitstongewelf boven het middenschip wordt geleed door gordelbogen die onderaan voorzien zijn van een verguld bladmotief en rusten op de bovenste schalken. Langs de randen van de gewelfvakken is een gepolychromeerde schildering aangebracht met florale motieven. In het midden van elk gewelfvak bevindt zich een rond ventilatierooster in de vorm van een uitgezaagde bloem (waarachter sinds kort rood glas om warmteverlies tegen te gaan). De door rode spitsbogen van elkaar gescheiden rechthoekige zijbeuktraveeën worden overwelfd door kruisribgewelven van gele baksteen op geprofileerde kalkstenen ribben. De spitsbogen rusten in de zijmuur op pilasters van rode machinale baksteen met een kalkstenen bladwerkkapiteel. Hiertussen wordt het eveneens in rode machinale baksteen (halfsteens verband met snijvoeg) gemetselde onderste gedeelte van de zijmuren afgesloten door een cordonlijst van kalksteen waarboven een kruisweg van beschilderde ijzeren platen. De kruisweg wordt ter hoogte van de zesde travee (gerekend vanaf de ingang) onderbroken voor een rijkgesneden neogotische eikenhouten wandbetimmering rond de twee van glas-in-lood voorziene paneeldeuren van de uitgebouwde biechtstoelen. In de witgepleisterde bovenste helft van de hoge zijmuren zijn per travee twee hoge gekoppelde spitsboogvensters aangebracht omgeven door rode baksteen. De twee vensters in de zijbeuktravee linksvoor zijn voorzien van gebrandschilderde ramen uit 1906 voorstellend de Annunciatie. In de overige vensters in de zijmuren is sober glas-in-lood (vermoedelijk XXb) aangebracht met bovenin een getrapt motief. de De halve traveeën ter weerszijden van de halfingebouwde toren hebben alleen in de voorgevel een gebrandschilderd raam: het venster ten zuiden van de toren dateert uit 1904 en toont Maria en een paus, het andere venster de doop van Christus in de Jordaan. Ter plaatse van de moderne toiletinbouw onder het laatste venster was dan ook de doopkapel. Het in art-nouveaustijl uitgevoerde smeedijzeren hek van de doopkapel is verplaatst naar de tweede travee van de zuidelijke zijbeuk, het doopvont naar de noordelijke zijbeuk (tussen de tweede en derde travee). Het ronde zwartmarmeren bekken van het doopvont is voorzien van een randschrift (uit Marcus) en geplaatst op een trommel van roodbruin marmer waaronder een zwartmarmeren basement. De halfbolvormige geelkoperen deksel wordt bekroond door een hoge rijkgesneden houten opbouw in neogotische stijl waarin een gepolychromeerd houten beeld van Johannes de Doper. Het kruisribgewelf van beide halve traveeën rust in de voorgevel op kraagstenen in de vorm van een monsterkop. Het gewelf boven de voormalige doopkapel is beschilderd (bladmotieven). Ter plaatse van het verdwenen Maria-altaar vooraan in de noordelijke zijbeuk staat thans het hoofdaltaar (op het einde van de zuidelijke zijbeuk is een orgel geplaatst. De tafel van het neogotische hoofdaltaar heeft een zwartmarmeren blad en is aan de voorzijde voorzien van vier groenmarmeren zuiltjes met zwartmarmeren basementen en goudkleurige kapitelen, waartussen een gepolychromeerde beeldengroep van de Graflegging en links en rechts hiervan een engel (met lijdenswerktuig) in hoogreliëf. In het midden van de bovenbouw van het altaar bevindt zich het tabernakel met ter weerszijden een gepolychromeerd hoogreliëf: links het Laatste Avondmaal, rechts de Bruiloft te Kana. De met wit marmer afgedekte onderrand van de bovenbouw is bekleed met inlegwerk van diverse soorten marmer. Het baldakijn boven het tabernakel heeft een torenachtige opbouw van hout met boven de goudkleurige hoekzuilen de symbolen van de vier evangelisten en daartussen rijkgesneden wimbergen. Boven het koor is een vijfdelig ribgewelf aangebracht van gele baksteen. De vier kalkstenen ribben rusten op dito schalken met bladwerkkapitelen waarachter (geknikte) rode lisenen die zich tot aan de vloer voortzetten. De schalken zelf worden gedragen door bewerkte kalkstenen kraagstenen ter hoogte van de cordon van rode baksteen onder de koorvensters. Van links naar rechts stellen de vier kraagstenen het volgende voor: een rooster (martelwerktuig van Laurentius), ""ANNO"", ""1880"" en een wapenschild met drie bloemknoppen. De drie gebrandschilderde koorramen komen uit het atelier van Nicolas in Roermond en tonen van links naar rechts de heiligen Dionysius, Laurentius en Pancratius. Het middenste raam dateert van vlak na de bouwtijd, de andere twee uit omstreeks 1910. In de witgepleisterde muur van het koor is onder het middenste venster een witmarmeren gedenksteen (1880) ingemetseld met daarop de naam van een belangrijke schenker. De rijkgesneden neogotische eikenhouten communiebanken (1881) uit het atelier van Margry werden in de jaren '70 vermaakt tot nieuw hoofdaltaar en driedelige achterwand in het koor. Ze zijn samengesteld uit panelen met ajourwerk (druiventrossen of korenaren) afgewisseld met gepolychromeerde heiligenbeelden en dito voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament die betrekking hebben op de Eucharistie. De vier gepolychromeerde kaarsdragende engelen op de hoeken van de communiebanken zijn verplaatst naar de driedelige achterwand. De kuip van de preekstoel doet thans dienst als ambo. De vier zijden van de rijkgesneden neogotische kuip tonen in hoogreliëf de eerste geloofsverkondigers en hun toehoorders. Op de vijf hoeken staan Christus en de vier evangelisten, alle geplaatst op een rijkgesneden console en onder een dito baldakijn. De gepolychromeerde beelden(groepen) dragen goudkleurige gewaden. De zeshoekige kalkstenen voet van de preekstoel staat thans achterin de zuidelijke zijbeuk. Het toont vijf oudtestamentische profeten in reliëf (gepolychromeerd). De trap van de preekstoel is overgebracht naar de zangerstribune, het klankbord ligt opgeslagen op de zolder van de pastorie (zie verder). De eikenhouten trap heeft een rijkgesneden opengewerkte leuning in de vorm van gotische vensters met maaswerk.

Achterin het middenschip is over de volle breedte van de eerste travee een houten zangerstribune aangebracht. De dichte borstwering bestaat uit vierkante stijlen waarachter horizontale delen die aan de voorzijde beschilderd zijn met kleurige ronde florale motieven. De moerbalk onder de borstwering is beschilderd met bladranken en rust op rijkgeprofileerde sleutelstukken. De laatste zijn evenals de vakken van het balkenplafond onder de tribune voorzien van een florale beschildering. De vloer van de kerk is uitgevoerd in hardsteen. In de rechter zijbeuk en achterin het middenschip staan nog de oorspronkelijke grenen banken voorzien van een eikenhouten zijkant in sobere neogotische stijl (o.a. voorzien van een vierpas). De overige neogotische banken in het middenschip hebben een rijkbewerkte zijkant met bloem- en bladmotieven en per zitplaats een afsluitbaar opbergvak. Deze geheel in eikenhout uitgevoerde banken zijn afkomstig uit de Maria van Jessekerk in Delft. De sobere banken in de linker zijbeuk komen uit de gesloopte Dominicuskerk in Alkmaar. Om tocht tegen te gaan is achter de achterste banken in het middenschip een houten schot geplaatst voorzien van panelen. De achtermuur van het middenschip is opgetrokken in hetzelfde metselwerk als de zijmuren. In het midden bevindt zich de dubbele deur naar het torenportaal en ter weerszijden hiervan een (schelpvormige) witwarmeren wijwaterbak. Het torenportaal heeft een vloer als in de kerk, muren van rode machinale waalsteen in kruisverband, en een kruisribgewelf van gele baksteen met bovenin een rond luik. De kalkstenen kraagstenen onder de dito ribben zijn gebeeldhouwd als monsterkop (westzijde) of bladwerk (oostzijde). Tegen beide zijmuren van het portaal is een witmarmeren gedenkplaat bevestigd: op de rechter (Z) staan ondermeer de datums van de eerste steenlegging (3-7-1879) en de consacratie (12-9-1880) vermeld, op de linker (N) de namen van de architect, de aannemer, de leden van het kerkbestuur en de bouwcommissie. Een deur rechts in de linker zijmuur geeft toegang tot een houten spiltrap die zich voortzet tot onder het dak van het schip. Achter de deur links in de rechter zijmuur is een kleine doorgang (met vlakke zoldering) naar de zuidelijke zijbeuk. Alle deuren in het portaal, ook de dubbele voordeur, zijn uitgevoerd als opgeklampte eikenhouten deur (beschot van kraalschroten) voorzien van gekruld siersmeedwerk. De deuren hebben hardstenen lateien en spitsboogvormige bovenlichten voorzien van glas-in-lood (matglas). Halverwege de genoemde spiltrap geeft een eikenhouten paneeldeur toegang tot de eerste torenverdieping. De vloer hiervan bestaat uit brede delen en sluit aan op die van de zangerstribune. De hoge ruimte opent met een spitsboog naar het middenschip en heeft muren van rode machinale baksteen afgesloten door een dubbele muizentand. Hierboven is een spitstongewelf van gele baksteen gemetseld, geleed door twee gordelbogen op uitgemetselde consoles van rode baksteen. De drie gebrandschilderde spitsboogramen in de voorgevel tonen de heilige Caecilia tussen een paus en koning David. In het midden van het roosvenster erboven staat het Lam Gods afgebeeld, omgeven door drie oudtestamentische profeten, Dante en de symbolen van de vier evangelisten. Tegenover de deur naar de spiltrap bevindt zich in de zuidmuur een eikenhouten paneeldeur waarachter een bergruimte (hier bevindt zich de motor van het orgel). Op de zangerstribune staat ter weerszijden van de laatstgenoemde spitsboog de tweedelige eikenhouten orgelkas opgesteld. Het recent gereviseerde tweeklaviers orgel telt 15 registers en werd in 1920 vervaardigd door de fa. Vermeulen in Alkmaar (geschenk van de parochianen aan pastoor Maats bij zijn 40-jarig priesterjubileum). Orgel en orgelkas zijn niet van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg. Bovenaan de spiltrap leidt een een rechte steektrap liggend op het spitstongewelf naar de lage tweede torenverdieping. In de hoger gelegen klokkenzolder hangt een klok uit 1950 genaamd Jacobus.

Waardering

Het kerkgebouw met bijbehorend interieur is van algemeen belang als historisch-functioneel hoofdonderdeel van het rooms-katholiek kerkelijk complex St. Laurentius en als gaaf bewaard voorbeeld van neogotische kerkelijke bouwkunst uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Verder van belang voor het ouevre van architect Margry.

Externe links

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur