Zeist, Zusterplein 12 - Evangelische Broedergemeente
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Evangelische Broedergemeente |
Genootschap: | Evangelische Broedergemeente |
Provincie: | Utrecht |
Gemeente: | Zeist |
Plaats: | Zeist |
Adres: | Zusterplein 12 |
Postcode: | 3703CB |
Inventarisatienummer: | 04592 |
Jaar ingebruikname: | 1768 |
Architect: | Schweinitz, Moritz von |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 40399 |
Geschiedenis
Kerkzaal in monumentaal complex.
Monumentomschrijving Rijksdienst
KERK DER HERNHUTTERS, het middenstuk van de reeks vormend, rechte kroonlijst, kleine roedenverdeling in de ramen. Klokkentorentje op het dak. XVIII. a. Orgel kerkzaal. Orgel met Hoofdwerk, Nevenwerk en vrij Pedaal, in 1883 gemaakt door J.F. Witte, in 2005 gerestaureerd door de fa. Gebr. Van Vulpen. b. Orgel kleine zaal. Eenklaviers orgel, in 1877 gemaakt door J.F. Witte.
In de media
- Uit de Noord-Brabander, 12 Januari 1852.
De Hernhutters vormen eene afzonderlijke Christengemeente en hebben eene bijzondere huishouding. Men zou hen in dezen tijd van socialisme bijna onder de ware socialisten kunnen rekenen, doch met strikt ernstige en zedige grondbeginselen. Alle leden vormen één geheel, waarover de Godsdienst den scepter zwaait. De kleederdragt is hoogst eenvoudig. De vrouwen zijn aan het lint, waarmede zij hare mutsen vaststrikken, te onderscheiden: namelijk de kinderen aan het hoog rood lint, de huwbare dochters aan een rozenrood, de gehuwden aan een blaauw en de weduwen aan een wit lint. De ongehuwden leefden afzonderlijk: de jongelingen in het Broederhuis en de meisjes in het Zusterhuis onder het bestuur van den leeraar en van de voorstanders en opzieners der gemeente, en van twee voorstanderessen. Het huwelijk wordt door het bestuur geregeld. Een oppassend zedig jongeling — en dit zijn zij bijna allen — een meisje ontmoetende, waarmede hij in het huwelijk wenscht te treden, geeft daarvan kennis aan den voorstander. Deze vergadert het bestuur, waarin wordt beraadslaagd , of de broeder genoegzame middelen heeft om een huisgezin te onderhouden. In dat geval, wordt hij aan het meisje, of de zuster, zoo zij genoemd wordt, voorgesteld, en heeft deze er niets tegen, dan wordt hem nadere gelegenheid tot kennismaking gegeven, en het huwelijk weldra gesloten.
Het zedig gedrag der Hernhutters is voorbeeldig. Werkzaamheid, strenge ingetogenheid en godsdienstigheid zijn hunne hoofddeugden. Hunne eeredienst is eerbiedwekkend, en wordt met ernst en stilte uitgeoefend. Zeer veel doet de broederschap door hare ijverige pogingen voor het Zendelingswerk onder verschillende heiden-volken, en voor de verspreiding des Bijbels. Het valt echter niet te ontkennen, dat zij, ten gevolge hunner zoo afgebakende rigting, in denk- en levenswijze iets eenzijdigs behouden.
Wat hunne woningen betreft, deze zijn net, statig en regelmatig in twee halve vierkanten gebouwd, waar tusschen-door eene breede regte laan loopt, naar het kasteel van Zeist geleidende, hetwelk er aan het einde ligt, en, trotsch door ouderdom, den wandelaar op die laan aantoont, niet verder te kunnen gaan. Deze laan is als het ware de zedige afscheidster tusschen het mannen- en vrouwengedeelte. In haar midden wijst zij den wandelaar lings over eene brug den weg aan van het blok huizen, waar aan bet einde het Broederhuis, woonhuis der ongehuwde mannen, zich bevindt; de overige huizen van dat half vierkant worden door gehuwden bewoond, regts af wijst zij naar het half vierkant, in welks midden zich de kerk zedig achter eene statige rei boomen verschuilt, terwijl lings af het Zusterhuis zich bevindt, waarin de ongehuwde dochters te zamenwonen, waarbij tevens een Weduwenhuis is gevoegd. Van deze beide laatste gebouwen niets bijzonders te vermelden hebbende, ben ik toch genoopt met mijne lezers een enkelen stap in het Broederhuis te doen. Hij, die er zich aanmeldt, om het te bezigtigen (den 2den pinksterdag is het alleen publiek opengesteld), wordt onthaald door een der ongehuwde broeders die u zonder veel woorden verzoekt, hem te volgen. Hij leidt u door al de zalen heen, waarin zilverwerk, schrijnwerk, manufacturen, speelgoed, voetschoeisels, enz., enz. in de laatsten trant zijn ten toon gespreid, en, met hunne vaste prijzen omhangen, den toeschouwer het »koop mij" toeroepen. De geleider is zoo indringend niet; hij prijst het goed gaarne aan, doch dringt u niets op, zoo als in andere winkels. Stil wordt ge van de eene kamer naar de andere gebragt, en ge koopt of koopt niet, naar welgevallen. Het eerste geschiedt wel het meest, èn omdat men toch meest met het denkbeeld om iets te koopen er ingaat, èn omdat toch nagenoeg elk met meer of minder kooplust bezield is. Het koopen, het zich toeëigenen wat ons nog niet toebehoort, ligt zoo wat bij elk ingeschapen.
Bij deze korte uitwijding over de gebouwen, nog een enkel woord over het kerkgebouw, dat ook zoo rustig, zoo gelaten aan het oog van den voorbijganger tracht te ontrekken. Gij treedt aan eene der zijdeuren in, de mannen regtst de vrouwen lings, elk naar de galerijen, voor de toeschouwers ingerigt. Op de galerij voor de mannen bevindt zich het orgel, welks klavier aan de balustraden is vastgehecht, zoodat de organist niets voor zich heeft en zonder te verzitten de godsdienstoefening kan volgen; het orgel zelf bevindt zich achter hem. Naar beneden ziende, wordt uw oog eene reine zaal gewaar met twee rijen zitbanken. Even als op de galerijen, plaatsen zich de vrouwelijke leden der gemeente ter linker-, de mannelijke ter regter zijde. De voorganger heeft niets dan eenen even verhoogden lessenaar terwijl aan zijne regterhand de diaconessen en aan zijne linkerhand de diakenen plaats nemen. Geen sier, geen opsmuk treft uw oog. Eerbiedwekkend is de zaal, indrukwekkend de doodelijke stilte, welke er in heerscht, zelfs al is ze eivol. Het is daar kalm voor elk, ja zelfs voor hem, die bijna geene kalmte kent. Niets trekt u daar tot het aardsche; alles wekt u er op tot moed, tot gebed; want gij ziet den vrede, de liefde op elks gelaat uitgedrukt, en onwillekeurig wordt ge getrokken. Wat gij echter in de kerk vindt, lokt u ook op de begraafplaats. De Akker des Heeren, zoo heet die, is daar geen tranen-plek, zoo als ze bijna overal is, ze is niet afgesloten, maar voor elk toegankelijk en open. Vrolijk worden daar afgestorvenen door hunne achtergeblevene betrekkingen in den schoot der aarde nedergelegd, want zij zijn ter plaatse hunner bestemming, en daarover mag men niet morren, daarover mag men geene tranen van droefheid, maar van vreugde plengen. — Ja, ik herhaal het, en de ernst tot welke mij de gedachte aan de kerk, aan den Akker des Heeren bij het schrijven dezer regelen aanzet, dringt er mij toe, te roepen: daar woont de socialist, doch zonder eigenbelang, zonder het alles vernielende egoïsme; daar zou de dichter de Lamartine meer met waarheid kunnen uitroepen, wat hij in 1848 tegen Frankrijks revolutionairen toeriep : «Gij zijt rijp voor het gemeenebest, want gij vindt uwen band in de liefde Gods."