Handelingen

Rotterdam, A.B.N. Davidsplein 4 - Synagoge: verschil tussen versies

Uit Reliwiki

(opmaak + kaart hersteld)
Regel 115: Regel 115:
==Afbeeldingen==
==Afbeeldingen==
<Gallery>
<Gallery>
Rotterdam, A.B.N. Davidsplein 4 - Synagoge.jpg|Foto: Stadsarchief Rotterdam (1954)
afbeelding:Rotterdam abn davidsplein synagoge.jpg
afbeelding:Rotterdam abn davidsplein synagoge.jpg
afbeelding:ID_3288_-_Rotterdam_Syn_Davidsplein_Rol_064_(20).JPG
afbeelding:ID_3288_-_Rotterdam_Syn_Davidsplein_Rol_064_(20).JPG
Afbeelding:Rotterdam Joodse Synagoge.jpg
Afbeelding:Rotterdam Joodse Synagoge.jpg
</Gallery>
</Gallery>

Versie van 20 jun 2022 08:14


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Genootschap: Israëlitisch
Provincie: Zuid-Holland
Gemeente: Rotterdam
Plaats: Rotterdam
Adres: A.B.N. Davidsplein 4
Postcode: 3039KA
Inventarisatienummer: 03288
Jaar ingebruikname: 1954
Architect: Baars, J. en Duin, J. van
Huidige bestemming: synagoge
Monument status: Gemeentelijk monument

Geschiedenis

Gebouwd ter vervanging van in 1940 verwoeste synagogen in de Rotterdamse binnenstad.

Belangrijk "wederopbouwgebouw".

De allereerste Joodse Gemeente binnen Rotterdam werd door Portugese Joden, uit Antwerpen afkomstig, gesticht. In 1610 werd door de Vroedschap aan de ,,Portugese Joden” toegestaan ,,tot bevorderinge van de traficquen ende negotiatie binnen deze Stadt” zich in Rotterdam te vestigen en er een synagoge in te richten. In de eerste helft van de 17de eeuw treffen we dan ook al een synagoge van de Portugees-Joodse Gemeente aan. Onder hen bevond zich de hoog in aandien staande familie De Pinto, waarvan vooral Abraham Gillez Lopez de Pinto niets naliet, om de Joodsche gemeente te maken tot een waardige gemeente. Hij was een rijk man, die het dubbele bovenhuis bewoonde aan de zuidzijde van de Wijnhaven No. 62, hoek Bierstraat. Na verbouwing werd dit een verzamelplaats en leerschool der Joden, die behoefte gevoelden hun kennis van Talmoed en Bijbel te vermeerderen. De Joden uit het oosten -,,Hoogduitse Joden” genoemd – kwamen later. Hun eerste synagoge was die aan de Glashaven (1674). De Portugese en Hoogduitse Joden hadden een tijdlang ieder hun eigen synagoge, doch toen het aantal Portugese Joden sterk verminderde, besloten beide gemeenten in 1682 zich te verenigen en gebruik te maken van de synagoge aan de Glashaven W.Z. Al spoedig werd deze synagoge te klein en werd een belendend pand aangekocht om de bestaande kerk te vergrooten. Toen in 1723 parnassijns verzochten die synagoge te mogen uitbreiden, meenden burgemeesteren dat ,,die van de Joodsche natie beter souden doen van naer andere plaatse, van de publijckc kercke (bedoeld werd de Zuiderkerk) wat meer geeloigneerd, omme te sien”.

Synagoge Boompjes

Aan drie zijden vrij

Na overleg met het stadsbestuur kocht men van de stad dit grote terrein, gelegen aan de Boompjes naast het Oost-Indisch Huis, en uitkomende aan de Scheepmakershaven, ten einde daarop een grote synagoge te bouwen. Donderdag 27 augustus 1724 werd de eerste steen van de synagoge gelegd en reeds op vrijdag 8 juli 1725 kon de inwijding met grote luister plaats hebben. Het nieuwe gebouw, dat een oppervlakte had van 12 x 22 m, lag aan drie zijden vrij. Aan de voor- en achterzijde was een open terrein, terwijl aan de rechterzijde een open gang van voor naar achter voerde. Het aan de voorzijde gelegen open terrein was eerst afgesloten door een muur, maar sinds 1768 door een fraai gesmeed ijzeren hek uit het Lodewijk XV tijdperk. De gevels van het gebouw waren hoofdzakelijk in donkerroden baksteen opgetrokken, terwijl enkele voorname details in Bentheimer zandsteen waren uitgevoerd.

Bloklisenen

De strenge, eenvoudige voorgevel had in het midden een iets vooruitspringend gedeelte, waarin de hoofdtoegang tot de sjoel gelegen was, die alleen voor mannen was bestemd. De gevelhoeken waren door bloklisenen afgesloten, terwijl een houten kroonlijst als gevelafsluiting was aangebracht. Boven het vooruitspringende gevelgedeelte was een fraai versierde, houten gevelbekroning zichtbaar, waarin een grote, zwarte wijzerplaat met vergulde cijfers was geplaatst. Een sjoel met klokkentoren kennen we verder alleen uit Praag. Ook de later gebouwde synagoge in het Duitse Buchau (1838) had een klokkentoren. Een laag, met blauwe pannen gedekt zadeldak, droeg een mooi achtkantig, houten torentje, bekroond met een gesmede finale en koperen windvaan.

Pilasters

De gevel was ingedeeld door twee kleine vensters bezijden de hoofdingang en door drie hoge, boogvormig afgesloten vensters daarboven, waarvan het middelste enigszins versierd was. Inwendig gaf de synagoge een bepaald indrukwekkend, harmonieus geheel te zien, waarvan de “Heilige Arke” of “Hechal” het hoofdornament was. De binnenwanden waren door brede pilasters ingedeeld, die een kroonlijst droegen, waarop het gewelfde plafond rustte. Een daklantaarn in het midden van het gewelf geplaatst, liet naast de vele zijramen fraai licht in de ruimte vallen. Op overvloedige wijze werd dit interieur nog verlevendigd door de blinkende koperglans der oude kaarsenkronen en kandelaars en door de wandramen, die de schoonheid van het geheel verhoogden. De verdere, aan de open gang uitkomende gebouwen, waren als kerkelijk badhuis in gebruik en die aan de achterzijde, aan de open plaats liggende, voor woningen van voorzanger en koster en verder voor bibliotheek, receptielokalen en hulpsynagoge.

Armoede

Tussen 1800 en 1900 werd de joodse gemeenschap van Rotterdam ruim viermaal zo groot, wat te danken was aan de economische ontwikkeling van de stad. Ook bleef een aantal joden uit Oost-Europa, dat op doortocht naar Amerika was, in Rotterdam hangen. Ondanks de verbetering van de economische toestand bleef de armoede wijdverbreid. Met deze problematiek hielden een armbestuur van zes leden en diverse sociale instellingen zich bezig. In de loop van de negentiende eeuw nam de integratie van joden op alle terreinen van het maatschappelijk leven toe. Diverse leden van de joodse gemeenschap namen deel aan het openbare bestuur en ook op gebied van de pers, rechtspraak, onderwijs en geneeskunde namen vele joden een prominente plaats in.

Kleinere synagogen

Met de vestiging van joden in verschillende delen van de stad werden er nieuwe, kleinere synagogen ingewijd. Rond het midden van de negentiende eeuw ontstond er opnieuw een Portugese gemeente in Rotterdam. Deze heeft twintig jaar bestaan en maakte in die periode gebruik van een eigen gebedshuis en een eigen begraafplaats in Crooswijk. In 1891 werd een nieuwe centrale synagoge ingewijd aan de Botersloot. Na een restauratie in 1939 werd ook het archief van de Joodse Gemeente daar ondergebracht. Ook de administratie, bestuur en Rabbinaat waren daar gevestigd.

Onderwijs

De groei leidde ook tot een rijk geschakeerd joods sociaal leven. Het joodse onderwijs maakte daarvan een belangrijk deel uit; het onderwijs aan arme kinderen stond hierbij centraal. Daarnaast waren er talloze instellingen die zich bezighielden met zorg voor zieken en overledenen, armlastige passanten, wezen en ouden van dagen. Ook waren er vele verenigingen op religieus-, sociaal-, politiek-, amusement- en sportgebied.

Verplaatsing

In de laatste jaren werd de synagoge aan de Boompjes niet meer zo druk bezocht als vroeger. Aanleiding daartoe was het feit, dat een geleidelijke verplaatsing der Joodse bevolking naar de buitenwijken der stad plaats had en men daar te ver van de synagoge aan de Boompjes woonde. Men dacht er dan ook over dit historische bouwwerk te verkopen, doch de ontzettende Mei-catastrofe van 1940 heeft alles en alles een prooi der vlammen gemaakt, zodat er niets anders overbleef dan een troosteloze ruïne.

Huidige sjoel

De huidige sjoel is gehuisvest in een na-oorlogs gebouw. Dat gebouw vervangt de in het bombardement op Rotterdam vernietigde sjoels aan de Botersloot en Boompjes, alsmede de jeugdsjoel, de Oostjoodse sjoel Agoedas Achim aan de Kipstraat en de na de oorlog niet heropende sjoels in het Joodse Oudeliedengesticht, het Joodse weeshuis, de verenigingssynagoge Hamerkaz aan de Walenburgerweg en de enige na de oorlog nog functionerende sjoel, n.l. de Westersynagoge Lew Jom aan de Joost van Geelstraat in de wijk Middenland.

Bezettingsjaren

Tijdens de bezetting werden de joden net als elders het slachtoffer van talloze beperkende en vernederende maatregelen. In september 1941 werden de joodse kinderen uit het openbaar onderwijs buiten gesloten. Als gevolg daarvan werd er op alle niveaus joodse onderwijs ingesteld. Daarnaast ontstond er een uitgebreid netwerk van sociale voorzieningen. Ook het godsdienstige leven vond zover mogelijk doorgang. De deportaties van de Rotterdamse joden begonnen eind juli 1942 en waren eind juni 1943 voltooid. Vrijwel alle gedeporteerden vertrokken vanuit de verzamelplaats in de haven: loods 24. Het overgrote deel van hen heeft de verschrikkingen van de kampen niet overleefd. Ongeveer 13% van de joodse bevolking van Rotterdam en omgeving keerde terug uit de kampen of uit de onderduik.

Nieuwe synagoge

Na de bevrijding werd het joodse leven in de stad weer opgebouwd, aanvankelijk met de synagoge Lew Jom als centrum. In 1954 werd een nieuwe synagoge ingewijd aan het A.B.N. Davidsplein, genoemd naar de in de oorlog omgekomen opperrabbijn van Rotterdam. Diens plaats werd vanaf de bevrijding vervuld door L. Vorst, voor de oorlog hoofd van het Joodse onderwijs en de enige religieuze functionaris die de oorlog overleefde. Naast opperrabbijn Davids kwamen ook rabbijn Mayer Landau en oppervoorzanger Mendel Rokach om. Rabbijn Mordechai Cohen overleed gedurende de oorlogsjaren in Rotterdam. De synagoge was van meet af aan te groot en werd dan ook in 1992, na een jaar of veertig, verkleind. De sfeer en de akoestiek werden sterk verbeterd. Een aantal bijgebouwen werd verhuurd. Naast de synagoge telde Joods Rotterdam in de na-oorlogse jaren een bejaardentehuis: het Centraal Tehuis voor Israëlieten in Nederland (CETIN), dat voor de oorlog in Gouda was gevestigd en na de oorlog eerst twee panden besloeg aan de Heemraadssingel en vanaf 1973 een groot flatgebouw aan de Schimmelpenninckstraat, niet ver van de sjoel. Ook had Rotterdam in de na-oorlogse jaren tot bijna het einde van de 20e eeuw een kosjere slagerij (Piket), en tot medio jaren ’70 een kosjere banketbakkerij (Van Dijk) aan de Nieuwe Binnenweg, en nog iets langer een kosjere kruidenier (Schiereck, hoek Statenweg – Stadhoudersweg). Alledrie gerund door niet-joodse middenstanders die het kosjere ‘er bij’ deden. Daarnaast was er sprake van een actief verenigingsleven (Haboniem, Bne Akiwa, Maccabi, Joodse Bejaardensociëteit, Joods Gemeenschapsbelang) en verscheen een vaak kwalitatief hoogstaand maandblad Van Maand tot Maand. Rotterdam vervulde met deze voorzieningen ook in de na-oorlogse jaren duidelijk een centrumfunctie.

Joodse monumenten

In 1981 werd in de tuin van het stadhuis een monument onthuld, ter herinnering aan de joodse slachtoffers van de bezetting. Ook aan het Plein Loods 24 staat sinds juli 1999 een herinneringsteken. Het monument en de naam van het plein verwijzen naar de loods waarvandaan Joden uit Rotterdam en omgeving op transport werden gesteld. Diverse straten in de omgeving van het Plein Loods 24 zijn naar Joodse Rotterdammers waaronder de na-oorlogse opperrabbijn Levie Vorst genoemd. In de wijk Middenland heet een park het Branco van Dantzigpark. In 2013 werd bij het Loods 24 monument een kindermonument onthuld. De poort van het voormalige joodse ziekenhuis aan de Schietbaanlaan is in mei 2001 gerestaureerd en fungeert nu als herdenkingplaats.

Afbeeldingen