Handelingen

Oosterhout, Dorpsstraat 14 - Leonardus

Uit Reliwiki

Versie door Wesselink (overleg | bijdragen) op 13 nov 2010 om 22:10
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)


Algemene gegevens
Genootschap : v/m. Rooms Katholieke Kerk
Gemeente : Overbetuwe
Plaats : Oosterhout
Adres : Dorpsstraat
Provincie : Gelderland
Jaar ingebruikname : 1820
Huidige bestemming: gesloopt
Naam kerk : Leonardus
Architect :
Monument-status: n.v.t.
Inventarisatienummer: 19163

Geschiedenis

Kerk is gesloopt omstreeks 1855.


Algemene gegevens
Genootschap : v/m. Rooms Katholieke Kerk
Gemeente : Overbetuwe
Plaats : Oosterhout
Adres : Dorpsstraat
Provincie : Gelderland
Jaar ingebruikname : 1856
Huidige bestemming: gesloopt
Naam kerk : Leonardus
Architect : Eykelen, H., van
Monument-status: n.v.t.
Inventarisatienummer: 12084

Geschiedenis

Verving oude kerk uit 1820. Eenvoudige zaalkerk met fronttoren in eclectische trant (zie afbeelding). Gesloopt in 1932.

Afbeeldingen


Algemene gegevens
Genootschap : Rooms Katholieke Kerk
Gemeente : Overbetuwe
Plaats : Oosterhout
Adres : Dorpsstraat 14
Provincie : Gelderland
Jaar ingebruikname : 1932
Huidige bestemming: kerk
Naam kerk : Leonardus
Architect : Hardeman, C.
Monument-status: Rijksmonument
Sonneveld ID: 12085


12085 Oosterhout RK. Leonardus 1932 Dorpstraat 14 Gld. .JPG
opname 08-09-2009 foto. André van Dijk. Veenendaal. Kerkenverzamelaar.

Geschiedenis

De huidige St. Leonarduskerk vervangt de gesloopte kerk uit 1856. De kerk is een belangrijk werk in het oeuvre van de Oldenzaalse architect Clemens Hardeman.

Monumentomschrijving Rijksdienst

Omschrijving

Het pseudo-basilicale KERKGEBOUW (A) bezit een in hoofdvorm rechthoekige plattegrond met trapsgewijze beëindigingen van de korte zijden. Aan de noordzijde is oostelijk en westelijk de plattegrond met een overwegend vierkant grondplan van respectievelijk de sacristie en de toren uitgelegd. Het in baksteen (Noors verband) opgetrokken kerkgebouw wordt gekenmerkt door verspringende muur- en dakvlakken; overwegend zadeldaken die met leien in Rijndekking zijn belegd. De transeptarmen, die alleen in de opstand tot uitdrukking komen, bevatten twee naast elkaar gelegen, halverwege de hoogte van het dak van het kerkschip aangekapte zadeldaken. Aan het verspringen van de dakvlakken is telkens weer de wijziging van de ruimte die het overkluisd, afleesbaar. Het smalle voorportaal met drie toegangsdeuren gaat aan het bredere en hogere kerkschip vooraf. De lage en smalle zijbeuken die overgaan in de transeptarmen, bestaan enkel uit een zijgang die door een lessenaarsdak wordt gedekt en die tot onder de lichtbeuk reikt. Ter plaatse van het koor en de absis met omgang verspringen de dakvlakken trapsgewijs. De gevels rusten op een door een strek afgesloten trasraam en worden onder de veelal omhoekende bakgoten op gesneden klossen door een omlopende muizetandlijst beëindigd. De vensters met glas in lood, worden keperboogvormig afgesloten en bevatten een schuingeplaatste uitstekende gemetselde lekdorpel. Van de drie in grootte wisselende vensters bestaat de grote variant, in de topgevels van de voorgevel en transepteinden, uit drie gemetselde stijlen die overgaan in kruisvormige ook weer gemetselde traceringen in de vensterkop, voorzien van een streklaag. Het venster van de middelste variant dat hoofdzakelijk voorkomt in de lichtbeuk en ter weerszijden van de ingangspartij, is geheel ingevuld met deze beschreven tracering. In de kleine variant vensters ter plaatse van zijbeuken, koorpartij en sacristie ontbreekt een tracering en bestaat deze enkel uit glas in loodraampjes. De topgevels aan de voorzijde en die van de transepteinden zijn onder de schuine daklijnen van een streklaag en een klimmend fries voorzien. In de topgevels aan de achterzijde ontbreekt deze klimmende fries. De in de toren per zijde twee voorkomende luigaten en lichtspleten worden eveneens keperboogvormig afgesloten en zijn voorzien van een gemetselde lekdorpel. De schuine zijden van de tuitgevel, onderbroken door schouders is eveneens afgebiesd met een streklaag. In de voor- en achterzijde bevindt zich de uit rood en groen-geglazuurde tegels met gele cijfers bestaande wijzerplaat van de klok. De uitkragende beëindiging van de zijgevels met uitgemetseld siermetselwerk komt overeen met de uitgekraagde schouders van de tuitgevel aan de voor- en achterzijde van de toren.

De VOORGEVEL (westzijde) met risalerende ingangspartij bezit drie naast elkaar geplaatste, tussen inspringende dagkanten gevatte vleugeldeuren. Gescheiden door glas in lood bovenlichten sluiten deze aan op de eveneens inspringende bovenzijde van het ondiepe portiek onder één brede betonnen latei waarop een streklaag rust. De topgevel wordt in beslag genomen door een eerder besproken venster. De dakschilden van de ingangspartij gaan over in het zadeldak van de terugwijkende flanken van de voorgevel met naar beneden doorgetrokken dakschilden. Alleen ter plaatse waar de hoogte van de risaliet de dakhelling bereikt van de flanken en is ter weerszijden een omgehoekte bakgoot geplaatst. De twee terugliggende zijkanten naast de deurpartij bevatten een venster van het type midden variant. De hogere en bredere eindgevel van het middenschip sluit het geheel naar achter af. Het linker dakschild gaat achter de links van de voorgevel geplaatste toren schuil. Boven de opgeklampte deur, identiek aan de kerkdeuren, onder een glas in lood bovenlicht, is halverwege de hoogte van de toren gerestaureerde oorlogsschade in het muurwerk zichtbaar.

De LINKER ZIJGEVEL (noordzijde) is vanuit de Dorpsstraat nauwelijks zichtbaar vanwege de plaatsing van de toren en het aansluitende tussenlid. Zware met leien op de afzaten belegde steunberen delen de buitengevels in muurvlakken in. In de oksel van toren en tussenlid is een platgedekte eenlaagse uitbouw geplaatst ter breedte van twee traveeën tot aan de transeptarm. Links voor de reeds beschreven transeptarm bevindt zich behalve een uitbouw (biechtstoelruimte), de sacristie met een met schubleien gedekt tentdak waarop twee pironnen. Aan de oost- en westzijde grenst een platgedekte uitbouw aan. De noordzijde bevat drie kleine venstertypen en een deur; de achterzijden telt twee raampjes. In het dakvlak van het middenschip komen links en rechts van de transeptarm een met een schilddakje aangekapte dakkapel voor met luiken.

De ACHTERGEVEL (oostzijde) bestaat ook weer uit telescopisch vóór elkaar gebouwde ruimten. In de vijfzijdige koorsluiting met een tegen de eindmuur van het koor aanvleiend vijfzijdig schilddak, komt in de absis en de kooromgang per zijde een klein venster voor. De RECHTER ZIJGEVEL (zuidzijde) die is te spiegelen aan de linker, is door het ontbreken van lage uitbouwen evenwichtiger in ontwerp. Het muurvlak van het voorportaal links, is blind uitgevoerd. De zijbeuk onder lessenaarsdak die tot aan de transeptarm loopt en twee traveeën telt, bevat per travee drie kleine vensters; de westzijde, die evenwijdig is gelegen aan de voorgevel bevat echter één venster. De lichtbeuk in de rechter zijgevel bestaat uit het standaardtype venster dat geheel is ingevuld met gemetselde traceringen. De traveeën worden zowel in de lichtbeuk als begane gronds, van elkaar gescheiden door steunberen van het eerder beschreven type. Drie zwaar uitgevoerde exemplaren schoren de twee traveeën tellende transeptarm. Rechts hiervan sluit nog een travee aan, in dispositie gelijk aan de traveeën links van de transeptarm. De koorpartij bevat één travee met een venster van het middentype waaronder een uitbouw waarvan de eindmuur blind is uitgevoerd, met afgeplat schilddak aansluit. Het INTERIEUR bevat vele waardevolle en goed bewaarde onderdelen. Ter weerszijden van het voorportaal is links de doopkapel en rechts de Mariakapel gesitueerd. Drie gaaf bewaarde vleugel(paneel)deuren geven toegang tot het middenschip, met achter scheibogen verhuld links en rechts, zijgangen. Gewelven in schoonmetselwerk (gele baksteen) door paraboolvormige gordelbogen (de constructieve delen in rood) scheiden de drie traveeën. In de wanden komen geel en groen geglazuurde sierbanden voor (afkomstig uit Tsjechië).Het bankenplan evenals de kleurstelling van in patronen gelegde vloertegels zijn oorspronkelijk. Alleen vooraan bij het koor is ten behoeve van diverse ceremonies een deel van de banken gewijzigd. Bijzonder is dat de communiebanken zijn gespaard gebleven met links een tekst 'ACCI / PITE ET' / en rechts 'MAM / DUCATE'. Het hoofdaltaar met panelen van Hans Mengelberg 'AD. 1934', bezit een crucifix met geestesstromen naar ontwerp van Jan Toorop. Enkele gebrandschilderde ramen komen van een atelier uit Kevelaer.

Waardering

KERKGEBOUW, gebouwd in 1932 door architect Clemens Hardeman.

- Van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een goed en gaaf bewaard kerkgebouw in door het expressionisme beïnvloede stijl. Een helder ontwerp, goede proporties en een zorgvuldige uitvoering van de baksteen gevels dragen bij tot de evenwichtige verschijningsvorm van diverse bouwmassa's.

- Van stedenbouwkundig belang vanwege zijn ligging aan de Dorpsstraat en de relatie met de samenstellende onderdelen.

- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming die verbonden is met de religieuze ontwikkeling in Oosterhout.


Afbeeldingen

exterieur


interieur