Brunssum, Prins Hendriklaan 380 - Vincentius à Paulo
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Genootschap : | Rooms-Katholieke Kerk |
Gemeente : | Brunssum |
Plaats : | Brunssum-Rumpen |
Adres : | Prins Hendriklaan 380 |
Provincie : | Limburg |
Jaar ingebruikname : | 1924 |
Huidige bestemming: | kerk |
Naam kerk : | Vincentius a Paulo |
Architect : | Peutz, F.P.J. |
Monument-status: | Rijksmonument 518603 |
Inventarisatienummer : | 12674 |
Geschiedenis
Monumentomschrijving Rijksdienst
R.K. KERK VAN DE H.VINCENTIUS à PAULO met LAZARISTENCONVENT in een door het Rationalisme beïnvloede stijl, naar een uit 1923 daterend ontwerp van architect F.P.J. Peutz te Heerlen. Binnen diens oeuvre betreft het de eerst gerealiseerde kerk. Gebouwd in opdracht van het Lazaristenconvent waaraan de zielzorg in het toenmalige mijnwerkersrectoraat Rumpen was toevertrouwd. Pater J. Vester fungeerde als bouwheer. De kerk werd gebouwd ter vervanging van twee houten noodkerken: het zogenoemde Belgisch Kerkje langs de mijnspoorweg van de staatsmijn Emma naar de Hendrik en het kerkje aan de Venweg, onmiddellijk bezuiden het mijnterrein van de Hendrik.
Het kerkgebouw werd gesitueerd op een in noordwestelijke richting afhellend perceel langs de Prins Hendriklaan, ten noorden van het mijnterrein van de Hendrik, tussen de Staatsmijnkolonieën Treebeek-Haansberg en Schuttersveld. Deze locatie werd in hoofdzaak bepaald door de bodemgesteldheid: hier waren als gevolg van de onvermijdelijke verzakkingen in de ondergrond uitsluitend trekspanningen te verwachten. Een zuivere oriëntatie was niet mogelijk, evenmin een localisering recht op de Prins Hendriklaan. De kerk werd op het noordoosten gesitueerd, aan de noordwestzijde van de kerk werd het kerkhof aangelegd.
Eerste steenlegging op 20 juli 1924. Tussen 1953-1955 aanbouw van een kinderkapel met souterrainverdieping en een garage, waardoor er aan de noordzijde als het ware een kruisarm ontstond. Deze kapel fungeert thans als dagkapel, in het souterrain bevindt zich een grafkelder met urnenwand. Een uit 1958 daterend ontwerp van architectenbureau J. Colsen te Venray voor uitbreiding van de doopkapel aan de noordwestzijde werd nooit gerealiseerd. 1952, nieuw orgel van Verschueren (Heythuysen); 1959, plaatsing H. Geest van koper en staal in de ruimte boven de doopkapel; 1961, plaatsing van nieuw tabernakel, kandelaars en godslamp van P. Killaars; 1962, nieuwe klokken, toegewijd aan Jozef, Barbara en Vincentius; 1964, verwijderen communiebanken; 1965, verplaatsing hoofdaltaar naar voren op een eentredig suppedaneum; 1965, nieuwe verlichting op het priesterkoor; 1967, nieuwe ramen in het oksaal; 1968, nieuwe vloer in de kerk en vernieuwing schilderwerk; 1980, revisie verlichting; 1980, aanbrengen kwartsuurwerk in de toren; 1984, restauratie orgel; 1986, vernieuwing schilderwerk, reiniging van beelden in Franse zandsteen; 1990, restauratie van het schilderwerk Charles Eyck in de absis.
UITGESLOTEN van bescherming zijn de kinderkapel annex dagkapel met grafkelder; de aangebouwde garage; de uitbreiding van de bijkeuken van één laag onder plat tegen de westgevel van het convent; het vernieuwde schoorsteenkanaal tegen de achtergevel van het convent.
Omschrijving
De kerk heeft een kruisvormige PLATTEGROND. Het driebeukige schip wordt aan de noordoostzijde afgesloten door een versmald priesterkoor en een nogmaals versmalde halfronde absis; aan de zuidwestzijde wordt het schip voorafgegaan door een massieve toren met aan weerszijden een ingangsportaal. De kruisarmen bevinden zich niet ter hoogte van de aansluiting van het schip op het priesterkoor, maar onmiddellijk achter de toren en de entreeportalen. De kruisarm aan de noordwestzijde werd ingericht als doopkapel, aan de zuidoostzijde als Vincentiuskapel. Aan de oostzijde sluiten de sacristie en de bijsacristie op respectievelijk het priesterkoor en het schip aan. Het aan de oostzijde van de kerk gelegen convent, met een rechthoekige plattegrond, is middels een tussenvolume met twee entreepartijen, spreekkamer en gangverbinding verbonden met sacristie en bijsacristie.
Het convent is geheel onderkelderd, telt hoofdzakelijk twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een achter kopgevels verzonken zadeldak met Hollandse pannen, dat aan de voorgevelzijde licht gewelfd doorloopt boven de entreepartij in het tussenvolume. Twee nokschoorstenen. Uitsluitend de bijkeuken aan de westelijke gevelzijde telt een bouwlaag onder plat, waardoor de westelijke gevel boven de bijkeuken terugrooit.
Het tussenvolume heeft een asymmetrisch ZADELDAK met Hollandse pannen, dat aan de voorgevelzijde doorloopt tot boven de eerste bouwlaag en aan de achtergevelzijde tot boven de tweede laag. Hoge nokschoorsteen. Een dakkapel met drie rechthoekige houten negenruitsvensters op het voordakvlak.
Schip en en het versmalde priesterkoor worden gedekt door tussen kopgevels verzonken zadeldaken, waarbij het koor een ten opzichte van het schip verlaagde noklijn heeft. De wederom versmalde absis heeft een half tentdak, dat tegen de scheimuur van het koor is geplaatst. Op beide dakvlakken van het schip drie blinde, driehoekige kapellen. De kruisarmen cq. zijkapellen worden gedekt door dwars op het schip ingestoken, licht gewelfde en asymmetrische zadeldaken achter kopgevels. Het steile zadeldak van het schip loopt door tot boven de vensters in de zijbeuken. Bakgoten op consoles.
Het dak van de tegen het priesterkoor gebouwde, twee bouwlagen tellende sacristie bestaat uit twee in hoogte verschillende platte dakdelen, onderling verbonden door een lessenaarsdak en voorzien van een luifelgoot alsmede een hoge schoorsteen. De bijsacristie telt één bouwlaag en heeft een plat dak.
Alle daken van de kerk zijn, met uitzondering van de platte dakdelen, voorzien van leien in Maasdekking. Op de afgeplatte, massieve toren is een ingesnoerde betonnen bekroning met zinken schaaldak en windhaan geplaatst, uurwerken op de vier zijden. Beide portalen aan weerszijden zijn ondergebracht in een volume met plat dak. Rondom het plat van de toren en de portaalvolumes een kopgevel met betonnen afdekking, voorzien van blokdecoraties. De gevels van kerk, convent en verbindingsvolume zijn opgetrokken in baksteen, gemetseld in Vlaams verband. Meervoudige rollagen, boogstrekken. Rijkelijke toepassing van beton, onder meer in de steunbeerafdekkingen, de ezelsruggen en schouderstukken op de kopgevels, de in hoogte variërende plintlijsten, consoles, dorpels, lateien, boogaanzetten, traceringen, bolornamenten e.d.. Eiken paneeldeuren.
De kerk is gespiegeld ten opzichte van de eigen lengte-as. Het schip heeft aan de torenzijde in beton uitgevoerde, licht afgeschuinde hoeken. Beide zijgevels van het SCHIP tellen vijf traveeën, waarvan er één in beslag wordt genomen door de uitgebouwde kruisarmen cq. zijkapellen. De traveeën worden onderling gescheiden door zich trapsgewijs verjongende steunberen. Per travee drie gekoppelde rondboogvensters, waarin verdiept de glas-in-lood vensters zijn geplaatst. Boven deze vensters lijsten met bloktanddecoraties. Tussen de steunberen van de tweede en vierde travee zijn de licht uitgebouwde biechtstoelnissen met drie smalle rechthoekige vensters en gevelvlechtingen zichtbaar.
Boven de gekoppelde rondboogvensters van de kruisarmen annex zijkapellen bevindt zich een smal rechthoekig topgevelvenstertje; naast de vensters een zij-ingang, bestaande uit een rondboogvormige lijst met bakstenen vulstuk, waaronder dubbele rechthoekige houten paneeldeuren met beslag. Deze zij-ingang is in de voormalige doopkapel gedicht en vervangen door een glas-in-betonraam, waarboven een gepleisterd vulstuk. De kopgevels van de kruisarmen worden afgedekt door vlechtingen. De korte zijgevels van de kruisarmen hebben relatief kleine, aan de schipzijde rondboogvormige en aan de torenzijde rechthoekige vensters. Het PRIESTERKOOR is één travee breed en heeft in beide wanden drie hoge rondboogvensters met glas-in-lood. De ABSIS is geheel blind en heeft een indirecte lichtinval. De blinde buitengevel van de absis kenmerkt zich door expressief gemetselde boogfriezen. De TOREN aan de zuidwestzijde van het schip heeft een door drie lisenen gelede voorgevel, onderling verbonden door in de kopgevel doorgezette rondbogen, waaronder twee galmgaten met klankborden zijn geplaatst. Ter hoogte van de begane grond heeft de toren nogmaals twee rondboogvormige vensters. Tussen deze vensters en de galmgaten is de middenliseen voorzien van een heiligenbeeld op console. Aanvankelijk was op deze plek een gevelkruis aangebracht. De zijgevels van de toren hebben elk een rondboogvormig galmgat met klankborden en, ter hoogte van het oxaal, twee gekoppelde rondboogvensters.
De flankerende PORTALEN, enigszins terugliggend ten opzichte van de toren, hebben een verdiept rondboogvormig portiek waarin de dubbele rechthoekige eikenhouten paneeldeuren zijn geplaatst. Boven de latei een rondboogvormig bovenlicht met drie in elkaar overlopende rondboog- cq. spitsboogtraceringen en een aanzienlijk gepleisterd vulstuk. In de zijgevels hebben beide portalen een klein rechthoekig venster.
De tegen de eerste travee van de oostelijke zijbeuk geplaatste BIJSACRISTIE van één laag onder plat heeft in de voor- en zijgevel respectievelijk drie en twee gekoppelde, horizontaal ingedeelde smalle rechthoekige vensters met doorlopende lateien en vensterdorpels.
De uitsluitend aan de noordoostzijde zichtbare buitengevel van de SACRISTIE heeft in de eerste laag een soortgelijke reeks van drie rechthoekige vensters, in de tweede laag de twee gekoppelde rondboogvensters van de zogenoemde bidkamer. In de vrijgebleven zijgevel aan de conventzijde heeft de sacristie een via een trap bereikbare rechthoekige houten souterraindeur, waarnaast een rechthoekig houten venstertje met traliewerk.
Het CONVENT heeft een geprofileerde, in hoogte variërende plint met betonnen lijsten en souterrainvensters. De VOORGEVEL wordt gekenmerkt door een asymmetrische kopgevel met schouderstukken, vlechtingen, betonnen afdekking en een gemetseld kruismotief in de nokschoorsteen. Bolornament op een van de schouderstukken. Deze gevel, enigszins risalerend ten opzichte van het verbindingsvolume met de sacristie, loopt aan één zijde door tot boven het portiek met de verdiept geplaatste rechthoekige houten entreedeur van het convent. Het portiek is toegankelijk via drie traptreden en belegd met rode tegels. De portieklijst bestaat uit decoratieve betonnen posten en een bakstenen rondboogstrek.
In de eerste laag drie rechthoekige houten kruiskozijnen met twintigruits roedeverdeling onder een betonnen latei met aanzetstenen en een betonnen vensterdorpel. Centraal in de tweede laag twee smalle rechthoekige, verticaal ingedeelde houten vensters met achtruits roedeverdeling. Deze vensters zijn geplaatst onder een doorlopende betonlatei en hebben een betonnen tussenstijl. Aan weerszijden van deze trappenhuisvensters een rechthoekig, verticaal ingedeeld houten venster met twaalfruits roedeverdeling. Segmentboogstrekken boven de betonnen lateien. Ter hoogte van de zolderverdieping zijn twee soortgelijke vensters geplaatst.
De oostelijke ZIJGEVEL is symmetrisch ingedeeld en telt vijf vensterassen. De vensters van de eerste en vijfde as bevinden zich op enige afstand van de gegroepeerde vensters van de tweede, derde en vierde as. In de eerste laag vijf rechthoekige houten kruiskozijnen met twintigruits roedeverdeling, betonnen dorpels en lateien met aanzetstenen. In de tweede laag vijf verticaal ingedeelde rechthoekige houten twaalfruitsvensters met betonnen dorpels en lateien.
De ACHTERGEVEL aan de noordoostzijde, over de gehele gevelhoogte voorzien van een nieuw bakstenen schoorsteenkanaal, is in de tweede en derde laag op dezelfde wijze ingedeeld als de voorgevel. Enkel de roedeverdeling in de kleine middenvensters van de tweede laag is verwijderd. In de eerste as van de eerste laag een rechthoekige, viervoudige houten tuindeur met kleine roedeverdeling in glaspanelen en bovenlichten; in de derde as een rechthoekig dubbel houten kruiskozijn met vierruits roedeverdeling in de glaspanelen. Het kleine smalle venster in de middenas wordt aan het oog onttrokken door het nieuwe schoorsteenkanaal.
De WESTELIJKE zijgevel, teruggerooid boven het platte dak van de uitgebreide bijkeuken, heeft in de eerste laag van het vooruitspringende geveldeel een rechthoekige houten deur met bovenlicht alsmede een rechthoekig houten kruiskozijn onder een doorlopende betonlatei. In de tweede laag een rechthoekig, verticaal ingedeeld houten venster alsmede een klein rechthoekig toiletvenster met vierruits roedeverdeling. In het teruggerooide westelijke geveldeel zijn in de tweede laag drie smalle, rechthoekige houten trappenhuisvensters met bovenlicht en kleine roedeverdeling geplaatst.
Het VERBINDINGSVOLUME wordt aan de ACHTERGEVELZIJDE in de eerste laag deels aan het oog onttrokken door de bijkeuken. Zichtbaar zijn twee rechthoekige, smalle zesruits vensters en een verhoogd geplaatste rechthoekige houten deur met smal zesruits zijlicht. Deze deur is bereikbaar via een dwars tegen de sacristiegevel geplaatste trappartij. In de tweede laag een reeks van drie verticaal ingedeelde rechthoekige houten twaalfruits vensters. Aan de VOORGEVELZIJDE loopt het zadeldak door tot boven de eerste bouwlaag. Naast de vooruitgerooide entreepartij van het convent twee rechthoekige houten negenruits vensters en de rechthoekige houten entreedeur van de bijsacristie met smal zijlicht.
De CONSTRUCTIE van de kerk is berekend op het opvangen van trekspanningen. De samenstellende onderdelen van het gebouw staan op zichzelf. In de funderingen zitten zodanige verbindingen, dat deze onderdelen ten opzichte van elkaar kunnen dempen of zakken. De toren en de absis staan apart van het schip. De toren is als een massief lichaam opgevat, dat kan bewegen ten opzichte van het schip en de portalen, maar evenmin kan verwringen zodat er toch een groot bakstenen gewelf kon worden aangebracht. Het fundament van de toren is een gewapend betonraam.
De constructie van het schip laat bewegingen toe, doordat de traveeën aan de bovenzijde niet tot een stijf geheel met elkaar zijn verbonden. In het schip bevinden zich uitsluitend gemetselde bogen in dwarsrichting, ondersteund door rolronde kolommen. De lichte houten vakwerk kapconstructie op rollen, waaraan het lichte zachtboard tongewelf met houten ribben is opgehangen, kan onafhankelijk van de onderbouw in langs- en dwarsrichting vervormd worden. Het convent aan de oostzijde is een geheel onderkelderd, zo regelmatig mogelijk verdeeld rechthoekig blok, om de funderingsvoet in het hellende perceel overal op dezelfde diepte te laten uitkomen. De gewapend betonvloer boven de kelders, de doorlopend gewapend betonbanden boven de ramen in de gevels (over de hoofdbinnenmuren in het gebouw weer inwendig verbonden), verstijven het geheel. Het verbindingsvolume tussen convent en bijsacristie staat ook weer op zichzelf en is gewapend met betonbanden onder de balklagen. Het INTERIEUR van de Vincentius à Paulo-kerk heeft een driebeukig schip, waarbij de zijbeuken van het schip worden gescheiden door vier kolommen, waartussen zich geen scheibogen bevinden. Op deze kolommen rusten de bakstenen bogen van de zijbeuken, die in de buitengevels worden voortgezet in de steunberen. Tussen de kolommen en de steunberen zijn trekstangen geplaatst. De zijbeuken hebben vlakke zolderingen. Aan de schipzijde zijn de kolommen voorzien van consoles met zandstenen heiligenbeelden en bolornamenten die het tongewelf van het schip lijken te dragen. Het priesterkoor heeft een tongewelf met cassetteplafond. Het interieur van de kerk kenmerkt zich verder door bakstenen lambriseringen, gemetseld in Vlaams verband, waarboven gepleisterde muurvlakken. Borstwering van het oxaal uitgevoerd in baksteen met verticale profiellijsten. De doopkapel is verplaatst naar de voormalige noordwestelijke zij-ingang, waar de deur is vervangen door een glas-in-beton raam en een verlaagd plafond opgehangen in het tongewelf van de kapel. In dit interieur zijn onder meer van belang: het HOOFDALTAAR in rood-bruin-wit marmer naar een ontwerp van architect F.P.J. Peutz, uitgevoerd door de Fa. Laudy te Sittard, 1960; zwart marmeren DOOPVONT (rechthoekig model met vier driekwart-zuilen tegen de schacht) met vierzijdige koperen deksel en tekst in laag-reliëf op de kuip, XXb, onbekende kunstenaar; HOOG-RELIëF in terracotta van de Goede Herder met lam op de schouders, geflankeerd door een fries van vijf lammeren, Piet Killaars, ca. 1950; HOOG-RELIëF van de H.Jozef in terracotta, Piet Killaars, ca. 1950; KRUISWEGSTATIES in hoog-reliëf van geglazuurde terracotta, Piet Killaars, 1964; acht BEELDEN van Franse kalksteen op de kolomconsoles, voorstellende de H.Vincentius à Paulo, Louisa de Marillac, Theresia van Lisieux, Antonius van Padua, Franciscus van Assissi, Barbara, Aloysius; ongepolychromeerd houten MARIABEELD, ca. 1950, Piet Killaars; MUURSCHILDERING 600x1200 cm in de absis, Charles Eyck, 1928; MUURSCHILDERING 400x350 cm op de wand achter het Maria-altaar, Charles Eyck, 1928; MUURSCHILDERING 400x350 cm achter het Jozefaltaar, thans sacramentsaltaar, 1928; SCHILDERINGEN op het cassetteplafond van het tongewelf boven het priesterkoor, tussen schip en absis, met een reeks kleine scènes uit het leven van Christus 60 x 60 cm, Charles Eyck, 1928; MUURSCHILDERINGEN op scheiboog tussen absis en schip, Charles Eyck, 1928. Deze schilderingen zijn inmiddels overgeschilderd; drie GEBRANDSCHILDERDE RAMEN in de noordwestelijke zijbeuk gewijd aan Catharina Labouré, Charles Eyck, 1927; GEBRANDSCHILDERD RAAM met voorstelling van de H. Familie in de noordoostelijke zijbeuk, Charles Eyck, 1927 (voornoemde schilderingen en gebrandschilderde ramen behoren tot het vroegste oeuvre van Eyck, die in 1927, na het afronden van zijn studie in Italië, naar Nederland terugkeerde); 21 GEBRANDSCHILDERDE GLAS-IN-LOOD RAMEN in de zijbeuken, Eugène Laudy, atelier Jos. Wielders te Roermond, 1959-1961; GEBRANDSCHILDERD RAAM met duiven en druivenrank, Eugène Laudy, midden XX; reeks GEBRANDSCHILDERDE RAMEN in de kinderkapel, Eugène Laudy, midden XX; drie GEBRANDSCHILDERDE RAMEN in de zijbeuk aan de zuidzijde, Frans Slijpen, atelier Mesterom, 1955; drie GLAS-IN-BETON RAMEN in de nieuwe doopkapel en de westgevel, Eugène Laudy, 1958.
Het INTERIEUR van de sacristieën, het verbindingsvolume en het convent is voor wat betreft de indeling vrijwel ongewijzigd bewaard gebleven.
Waardering
De Vincentius à Paulo-kerk is van cultuurhistorische waarde en heeft nationaal belang als bijzondere uitdrukking van een sociaal-economische en geestelijke ontwikkeling. De kerk is van grote architectuurhistorische waarde vanwege de bouwstijl en de bouwtechniek, is de eerst gerealiseerde kerk uit het oeuvre van architect Peutz, beschikt over hoogwaardige esthetische kwaliteiten en wordt gekenmerkt door het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek. Ook is er sprake van een bijzondere constructieve samenhang tussen exterieur en interieur.
De kerk is een belangrijk onderdeel van de woonwijken rondom het voormalige terrein van de staatsmijn Hendrik, is van bijzondere betekenis voor het aanzien van de streek en beschikt over een historisch-ruimtelijke relatie met de bodemgesteldheid. De kerk beschikt over een hoge mate van architectonische gaafheid van exterieur en interieur en is van groot belang in relatie tot de structurele en visuele gaafheid van de woonbebouwing rond de voormalige Staatsmijn Hendrik.
Bovendien beschikt de kerk over een hoge mate van architectuurhistorische en bouwtechnische zeldzaamheid.
Externe links