Utrecht, Geertekerkhof 23 - Geertekerk
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Geertekerk |
Genootschap: | Remonstrantse Broederschap |
Provincie: | Utrecht |
Gemeente: | Utrecht |
Plaats: | Utrecht |
Adres: | Geertekerkhof 23 |
Postcode: | 3511XB |
Sonneveld-index: | 00317,04305 |
Jaar ingebruikname: | 13e eeuw |
Architect: | |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 36108 |
Geschiedenis
Belangrijke historische kerk met toren. De Geertekerk is één van de vier middeleeuwse parochiekerken en was gewijd aan de Heilige Gertrudis van Nijvel. De kerk is tussen 1248 en 1259 gebouwd als éénbeukig Romaans zaalkerkje. De toren is later in de 13de eeuw gebouwd, en heeft ondiepe spitsboognissen, lisenen en rondboogfriezen. Het koor en transept zijn in de vroege 14de eeuw in een sobere gotische stijl gebouwd. De zijbeuken zijn halverwege de 14e tot begin 15e eeuw tot stand gekomen aan weerszijden van de tufstenen zaalkerk. Hierbij zijn de oorspronkelijke wanden van de Romaanse zaalkerk doorgebroken. Na de Reformatie was de Geertekerk in gebruik als gereformeerde kerk, later als stal, kazerne en magazijn. Tussen 1814 en 1930 was de kerk in gebruik als Ned. Hervormde kerk. Ook werden in maart 1855 honderden inwoners van Veenendaal tijdelijk in de kerk ondergebracht tijdens een overstroming van de Rijn. In 1940 was de kerk tot ruïne vervallen, het dak was geheel verdwenen en bomen groeiden in de kerkruimte. Tussen 1954 en 1956 werd de kerk geheel gerestaureerd nadat de Remonstrantse Broederschap de kerk had aangekocht. Groot orgel met Hoofdwerk en Bovenwerk, in 1804 gemaakt door J.S. Strumphler voor de Doopsgezinde Kerk te De Rijp. In 1957 overgeplaatst naar Utrecht en gerestaureerd door de firma Gebroeders Van Vulpen. In 1988 opnieuw gerestaureerd door dezelfde firma.
Kabinetorgel, in 1765 gemaakt door Detlef Onderhorst.
Klokkenstoel met gelui bestaande uit een klok van S. Butendiic, 1477, diam. 124,5 cm en een klok van G. van Wou, 1506, diam. 99 cm. Vroeg 18de eeuws mechanisch uurwerk met slagwerk van anonieme maker.
In de media
- Uit Het Vaderland, 2 November 1938.
UTRECHTS GEERTEKERK IN ERNSTIG VERVAL. Het regent binnen even hard als buiten.
De Geertekerk te Utrecht heeft vroeger buiten de muren der stad gestaan, maar werd reeds in 1259 binnen de ommuring overgebracht naar haar tegenwoordige plaats en in het gebouw is thans nog een klein gedeelte van den ouden tufsteenbouw te vinden, welke in 1660 voor het grootste gedeelte gesloopt is. De bouwgeschiedenis is door prof. V.d. Pluym in vijf perioden verdeeld. De eerste omvat den tufsteenbouw. Er zijn twee gevallen mogelijk: 1e. De hal is de nieuwe kerk van St Geertrude en moet tusschen 1248 en 1259 gebouwd zijn; 2e. de hal bestond reeds in het midden der 13de eeuw en wordt tusschen 1248 en 1259 tot parochiekerk ingericht. In de tweede bouwperiode kwam de aanbouw van transept, choor en toren en zoo bestond in 1250 de St Geertrudekerk uit de tufsteenen hal met baksteenen toren, transept en choor. De derde bouwperiode, op het laatst van de 14de eeuw, gaf het aanzien aan de zijbeuken. Deze uitbreidingen kwamen in de Middeleeuwen bij parochiekerken veelvuldig voor, omdat het in aantal geregeld toenemen der parochianen daartoe aanleiding gaf. Bij de Geertekerk schijnt men reeds van den aanvang af rekening te hebben gehouden met deze uitbreiding, waarbij dan de oude tufsteenbouw gesloopt kon worden. Intusschen, dat is niet geschied en men heeft zich beperkt tot bijbouw van de zijbeuken, door den Noord- en Zuidmuur van het transept te verlengen en de wanden van het schip en die van het transept te doorbreken. De laatste uitbreiding, voor het eind der 16de eeuw, toen ze overging aan de Hervormden (vierde bouwperiode), is uitgevoerd in baksteen en bestond uit: twee kapellen aan de Westzijde en een sacristy aan de N.0.-zijde. Zoo is de St Geertrude nog vóór de 16de eeuw voltooid en valt haar bouwgeschiedenis geheel in het tijdvak der gotiek. De kerk is nu in zeer deplorabele toestand geraakt Wie na een regenperiode van eenige dagen haar betreedt, weet niet wat hij ziet. Het schip, dat geheel ontruimd is, staat vol met groote waterplassen. De vloer is totaal verrot. Hier en daar liggen planken, welke uit de houten bekapping zijn gevallen. De muren en plafonds vertoonen overal groote groene en zwarte plekken van het doorsijpelende water. In de zijbeuken is het niet beter, ook daar moet het binnen even hard regenen als buiten. Op onderscheidene plaatsen zijn deelen van het plafond omlaag gekomen, de rotte onderlagen zijn overal zichtbaar. De glas-in-lood-ruitjes zijn gesneuveld: hoe, dat is een raadsel, want het gaas voor de ramen is intact; het grootste gedeelte der leien ontbreekt. In de muren zitten gaten, waar een mansarm wel bijna voor de helft ingaat.
Als Monumentenzorg niet ingrijpt lijkt instortingsgevaar niet in de verre toekomst te liggen.