Beuningen, Dorpssingel 1 - Sint Corneliuskerk
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Corneliuskerk |
Genootschap: | Rooms Katholieke Kerk |
Provincie: | Gelderland |
Gemeente: | Beuningen |
Plaats: | Beuningen |
Adres: | Dorpssingel 1 |
Postcode: | 6641BE |
Inventarisatienummer: | 11126 |
Jaar ingebruikname: | 1901 |
Architect: | Franssen, C.J.H. |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 523147 |
Geschiedenis
Neogotische kerk met toren en dakruiter. In gebruik genomen in 1901 ter vervanging van de kerk uit 1846.
Monumentomschrijving Rijksdienst
Neogotische Kerk, gelegen op een kerkhof, dat wordt omgeven door een eenvoudig smeedijzeren HEKWERK. De kerk heeft een forse westtoren, bestaande uit een viertal deels met blinde spitsboognissen versierde geledingen, bekroond met een hoge ingesnoerde naaldspits. Op deze toren sluit een driebeukig basilikaal schip aan dat vijf traveeën telt, waarop weer een éénbeukig koor aansluit met een koortravee en 5/8 sluiting. De zijbeuken sluiten zowel aan de west- als de oostzijde recht af en zijn voorzien van een lessenaarsdak met een vrij flauwe dakhelling. De noorder zijbeuk heeft tegen de westelijke sluitgevel een vijfzijdig gesloten, steunbeerloze doopkapel met een schilddak. Het middenschip heeft een zadeldak, dat is doorgetrokken over de éénbeukige koorpartij als schilddak met schilden op de 5/8 sluiting. Op de nok van het dak staat bij de overgang tussen schip en koor een houten achtzijdige dakruiter (angelustorentje) met driepasboog-openingen, bekroond door houten gesloten wimbergen, vanwaaruit een slanke achtzijdige spits oprijst. Aan de noordzijde van het koor staat een fors rechthoekig bijgebouw (sacristie) met een schilddak en een deels in de noordgevel ingebouwde achtzijdige traptoren met een achtzijdige spits. Het gebouw steekt (sinds de uitbreiding) verder in oostelijke richting door dan de koorsluiting. Op de zuidgevel van de sacristie sluit achter het koor een laag rechthoekig bijgebouw aan. Tegen de sluitgevel van de zuider zijbeuk en de zuidgevel van het koor sluit ook een klein, later toegevoegd bijgebouw aan met geknikte gevels.
In de toren zijn de twee geledingen van de oude middeleeuwse toren van de dorpskerk opgenomen. Deze toren werd in baksteen ommanteld en verhoogd. In het ontwerp van de toren zijn invloeden uit de Nederrijnse gotiek (die zich in deze streken in de Late Middeleeuwen manifesteerde) verwerkt, zich onder meer uitend in de spitsboogvormige spaarvelden van de tweede en derde geleding en de steunbeerloze opbouw van de bovenste geledingen. Toepassing van een slanke hoge naaldspits past ook binnen dit kader (vergelijk bijvoorbeeld met de Martinustoren te Doesburg). De toren van Beuningen vertoont verwantschap met het ontwerp van Franssen voor de toren van Weurt welke in 1898 tot stand kwam. De toren van Beuningen heeft bijvoorbeeld steunberen op de gevelhoeken, welke zich dusdanig verjongen, dat ze ter hoogte van de derde geleding nog slechts bestaan uit liseenvormige verzwaringen. Net als bij de Weurtse toren paste Franssen ook hier spitsboogspaarvelden ter geleding van de gevels toe. Een van de Nederrijnse gotiek afgeleid "vensternis-portaal", zoals toegepast in Weurt, treffen we in Beuningen niet aan. In Beuningen paste Franssen een hiervan afgeleid portaal toe, waarbij een spitsboognis (met dagkanten met een hol profiel in rode verblendsteen) is gevuld met een deuropening onder een segmentboog met gemetselde boogtrommel en een spitsboogvenster daarboven met een driedelige getrapte lancettracering in rode verblendsteen. De deuropening zelf is omgeven door dagkanten in rode verblendsteen met kwart-hol profiel terwijl de boogtrommel siermetselwerk heeft. Het deurkozijn heeft een dubbele opgeklampte deur met fraai smeedijzeren beslag, met zijtakken met bladwerk. Het gehele portaal blijft binnen het kader van de eerste geleding, terwijl het "vensternis-portaal" van Weurt zich net als bij de laatgotische Nederrijnse torens (Zaltbommel, Tiel, Doesburg, Arnhem) uitstrekt over twee geledingen (Mogelijk hangt het niet toepassen van een dergelijk portaal met het hergebruik van de oude torenromp samen, dat bij toepassing van een vensternis-portaal in de tweede geleding doorbroken zou moeten worden voor het aanbrengen van een groot venster, boven de toegang). De tweede geleding heeft per zijde vier spitsboognissen en de derde geleding heeft per zijde drie spitsboognissen.
De klokkeverdieping bevat aan elke zijde twee grote galmgaten, afgesloten met een spitsboog. De klokkeverdieping wordt bekroond door een gemetselde balustrade met spitsboogopeningen, op uitkragende bakstenen bloktand- en muizetandlijsten en in grondvorm vierkante bakstenen hoekposten met spitsboognisjes, bekroond door een vierzijdig hoekspitsje. Deze balustrade omgeeft de forse, steile, achtzijdige licht ingesnoerde naaldspits. De ronde wijzerplaten van het uurwerk zijn opgenomen in een dakkapelachtige uitbouw met zadeldakje met wolfeind, welke de balustrade onderbreken. De gevelwerk van de toren is geheel uitgevoerd in baksteen in kruisverband.
Het eveneens geheel in baksteen opgetrokken kerkgebouw is driebeukig en basilicaal van opzet. Het schip bezit vijf traveeën met een koortravee en 5/8 sluiting en rechtgesloten zijbeuken. Zijbeuken en lichtbeuk bezitten per travee een driedelige vensterpartij, bestaande uit drie spitsboogvensters, waarvan de middelste hoger is (zgn. tripletvenster). In het koor grote hoge spitsboogvensters. De vensterdagkanten zijn in oranje/rode baksteen uitgevoerd, terwijl het metselwerk verder grauw/bruin is. De daken en spitsen zijn gedekt met leien in Maasdekking. De traveeën van het middenschip en de zijbeuken zijn van elkaar gescheiden door steunberen met natuurstenen dekplaten. De wanden van de zijbeuken en koor bezitten een bakstenen plint, afgesloten door een hardstenen waterslaglijst, welke ook over de steunberen is doorgetrokken. De zijbeuksteunberen versnijden ter hoogte van de vensterafzaten éénmaal en hebben op deze plaats een natuurstenen afzaat. De topgevels van de zijbeuken hebben getrapt oplopende spitsboognissen, met een gezamenlijke natuurstenen afzaat en een natuurstenen deklijst. Zowel de noorder- als zuiderbeuk hebben in de vierde travee (geteld vanaf de toren) in de onderbouw een tussen de steunberen uitgebouwde biechtstoelruimte met kleine driepasboogvensters in de gevel. Tegen de westelijke sluitgevel van de noorder zijbeuk staat een vijfzijdige gesloten doopkapel met op de gevelhoeken een liseen. De knikken van deze lisenen bij de schuine sluitingszijden zijn uitgevoerd in rode verblendsteen. De liseenvelden bezitten elk een spitsboogvenster met geprofileerde dagkanten in rode verblendsteen en sluiten onder de daklijst af met een bloktandlijst en twee uitkragende muizetandlijsten. Het schilddakje heeft leien in maasdekking met een zinken piron op het nokeinde en een eenvoudige, houten vlakke gootlijst. In de westgevel van de zuider zijbeuk is een grote deuropening aangebracht afgesloten met een rondboog en gemetselde boogtrommel met siermetselwerk en dubbele opgeklampte deuren met sierbeslag.
Het middenschip, de zijbeuken en het koor sluiten onder de daklijst af met een bakstenen driepasboogfries in rode verblendsteen en bakstenen muizetandlijsten. Het koor heeft per travee een hoog lancetvenster. Onder de vensters bevindt zich een door natuurstenen waterlijsten afgescheiden strook met per travee vier gekoppelde spitsboognissen. De steunberen van het koor versnijden drie maal. De onderste versnijding sluit af met een hardstenen schuin aflopende afzaat, met daarboven een gedeelte dat bij de tweede versnijding afsluit met een hardstenen ezelsrug. Dit gedeelte heeft aan de voorzijde een driepasboognis. De derde versnijding bevindt zich halverwege de koorvensters en sluit weer af met een natuurstenen afzaat. De steunberen sluiten tenslotte af met hardstenen aflopende dekplaten. In de oostelijke sluitingszijde is boven de plint een stichtingssteen (Eerste Steen) opgenomen met de tekst: "Prim. Lap. posuit, H. Van Der Loo, Parochus Beuningen, 10 junii 1900".
De daken bezitten dakkapellen met een luik en een met leien gedekt schilddakje met een tweezijdige sluiting, bekroond met een zinken piron. De sacristie, welke ten opzichte van de gevel van de noorder zijbeuk flink naar voren uitspringt, heeft door middel van lisenen in traveeën verdeelde gevels met onder de daklijst bakstenen lijsten (bloktandlijst, rechthoekige lijsten en een muizetandlijst). De gevels hebben een bakstenen plint met hardstenen waterslaglijst en verder een hardstenen waterslaglijst welke bij de vensters dienst doet als lekdorpel. In de korte kopgevels bevindt zich een kruisvenster (met hardstenen onder- en bovendorpel en hardstenen middenstijl en kalf en bakstenen dagkanten) met luiken, afgesloten door een segmentboog met gemetselde boogtrommel. De noordgevel heeft twee toegangen, met een gemetselde trap ervoor. De doorgangen sluiten af met een natuurstenen geprofileerde latei op imposten en een rondboog met gemetselde boogtrommel. Tussen beide doorgangen springt het driezijdige gedeelte van de in de muur opgenomen achtzijdige traptoren uit. Oorspronkelijk was deze traptoren ook meteen een hoektoren. Het gedeelte links van de toren is namelijk enige jaren later (omstreeks 1910-15?) tot stand gekomen, waarbij de detaillering van het oudere deel is gekopieerd. Rechts van deze doorgangen bevinden zich kloostervensters met luiken en een segmentboog met gemetselde boogtrommel. De lagere, ook later tot stand gekomen rechthoekige uitbouw tegen de zuidgevel ten oosten van het koor heeft een plat dak en een kruisvenster in de oostgevel.
De aanbouw tegen de zuidgevel van het koor is weer van jonger datum (jaren '30) dan de uitbreidingen van de sacristie en heeft een plat dak. De plattegrond is onregelmatig en bestaat in feite uit een L-vorm, waarvan beide delen onderling zijn verbonden door een in grondvlak driehoekig gedeelte. In de oostgevel bevindt zich een opgeklampte deur met bovenlicht. In het INTERIEUR van de kerk zijn verschillende onderdelen in schoon metselwerk uitgevoerd, zoals de rijk geprofileerde bundelpijlers, de dagkanten van de vensters en de gewelfribben. De zijbeukwanden zijn voorzien van kleurige betegeling. De overige onderdelen zijn gepleisterd en voorzien van beschilderingen. Het middenschip heeft een spitsboogarcade. De profielen van de bogen gaan zonder tussenkomst van een kapiteel over in de profielen van de bundelpijlers. Een deel van de pijlers is als een muurschalk doorgetrokken langs de schipwand tot aan een horizontale lijst, waar een bladkapiteel de muraalbogen, gordelbogen en diagonaalribben van de gewelven opvangt. De lichtbeuk van het middenschip heeft een pseudotriforium, bestaande uit bakstenen nissen, waarvan de gemetselde muurdammen zijn doorgetrokken naar boven als scheiding van de drie lichten van het tripletvenster. Een horizontale lijst scheidt het triforium van het venster. Een dergelijke oplossing, gebruikelijk bij kerken met een gedrukt basilicaal schip, is in de middeleeuwen in het gebied van de Maas en Nederrijn vaak toegepast (o.a. Sint Christoffel te Roermond, Sint Petrus te Sittard, kerk van Leende om enige voorbeelden te noemen). De zijbeuken hebben kruisribgewelven welke worden opgevangen op kraagstenen met bladkapitelen aan de buitenzijde en op een colonnet met bladkapiteel aan schipzijde. In de eerste travee bij de toren staat de zangerstribune met drie kruisribgewelven, aan schipzijde rustende op twee natuurstenen rondzuilen met bladkapitelen. Op deze tribune ook het ORGEL (Rijksmonument), in 1904 gebouwd door de Gebr. Franssen (Roermond), in 1929 gewijzigd door Valckx & Van Kouteren & Co (Rotterdam), met twee manualen en pedaal en 19 registers.
Gemetselde rondboognissen, met boogtrommels uitgevoerd in siermetselwerk bevatten de ingebouwde biechtstoelen met houten deuren (vierde travee van de zijbeuken, gerekend vanuit westen). Koor en schip zijn in visueel opzicht van elkaar gescheiden door een in schoon metselwerk uitgevoerde triomfboog, welke iets naar binnen springt. In de boog hangt een neogotisch triomfkruis. Tegen een vijftal schippijlers is op een in de pijler ingemetselde natuurstenen bladconsole een neogotisch heiligenbeeld geplaatst. De ribben van het kruisribgewelf en het straalgewelf van het koor worden opgevangen door ronde bakstenen schalken, met een bladkapiteel. De middenschipgewelven hebben gepleisterde witte velden met daarop schilderingen van planten en bloemen. Het straalgewelf in de koorsluiting heeft op de gepleisterde velden klapwiekende engelen.
Inventaris
Van de oorspronkelijke aankleding en rijke INVENTARIS is nog veel in originele staat bewaard gebleven, zoals onder meer:
- de originele neogotische blankhouten BANKENBLOKKEN
- HOOGALTAAR (neogotiek, stenen mensa en opbouw, H. van der Geld, 1901, opnieuw gepolychromeerd in 1970).
- MARIA-ALTAAR (neogotiek, H. van der Geld, 1901, opnieuw gepolychromeerd in 1970).)
- JOSEF-ALTAAR (neogotiek, H. van der Geld, 1901, opnieuw gepolychromeerd in 1970).)
- DOOPVONT (geel koper deksel uit 1919 door Jonkergouw, Den Bosch, stenen neogotisch vont)
- Vijf eikehouten BEELDEN, gepolychromeerd, tegen de pijlers van het middenschip neogotiek, onbekend atelier).
- MISSIEKRUIS (kruisbeeld van 95 cm hoogte, gepolychromeerd hout uit 1879).
- PASSIEKRUIS (kruisbeeld met Arma Christi, hoogte 1,45 m hout, neogotiek omstreeks 1880.
- TROMFKRUIS (kruisbeeld in triomfboog op scheiding schip en koor, levensgroot, hout, neogotiek 1901 met hoeken evangelisten-symbolen)
- WIJWATERVAT (staande stenen neogotische wijwaterbak, zwarte hardsteen, tweede helft 19de eeuw)
- Polychromie schip- en koorgewelf uit 1907/08 door Emmanuel Perey uit Venlo. Gotische bloemen voorstellingen in schip en engelen in koor met gebruikmaking van sjablonen.
- Gebrandschilderd glas (in totaal zeven centrale scènes voorstellende de zeven sacramenten, gehaald uit hun oorspronkelijk geheel en in 1968 geplaatst in vernieuwde zetting met oud glas) uit 1901 van atelier F. Nicolas en zonen Roermond in de koorvensters. De centrale voorstellingen bestaan van links naar rechts uit: huwelijk, eucharistie, biecht, doopsel, vormsel, priesterschap, oliesel.
- Gebrandschilderd glas (vier ramen, A. Asperlach in de doopkapel uit 1961)
- KRUISWEG, veertien staties op paneel, door Frans Kops (1873-1951) uit 's-Hertogenbosch geschilderd in 1918/19, aan achterzijde gesigneerd
- WANDARMATUREN, vijf stuks, geel koper in S-lijn met kaarsenhouder tegen pijlers onder de beelden, omstreeks 1900 neogotiek
Waardering
KERK uit 1900-1901 naar ontwerp van Franssen
- Van architectuurhistorische waarde doordat de Corneliuskerk een goed en vrij gaaf bewaard voorbeeld is van een neogotische dorpskerk, met een fraaie karakteristieke toren gebouwd naar ontwerp van C. Franssen, tevens van belang voor het oeuvre van de architect. Het interieur bevat daarnaast zeer waardevolle onderdelen, waaronder altaren van de vermaarde beeldhouwer H. van der Geld, glas-in-lood van het atelier Nicolas en zonen en schilderingen van de bekende kerkschilder Perey. Bovendien bezit de kerk nog restanten van het middeleeuwse kerkgebouw in de vorm van de 14de eeuwse torenromp, opgenomen in de huidige toren.
- Van stedenbouwkundige waarde omdat de kerk, zonder twijfel het meest bekende en opvallendste gebouw van het dorp, is gelegen in het oude dorpshart van Beuningen aan de zuidzijde van de belangrijke doorgaande Van Heemstraweg en bepaalt met haar markante silhouet met forse toren met naaldspits het beeld in deze omgeving. De kerk met kerkhof en tegenover gelegen pastorie maken deel uit van de oude historische structuur van dit dorpshart, dat ter plaatse nog vrij gaaf bewaard is gebleven.
- Van cultuurhistorische waarde van een oude dorpskerk is bijzonder hoog, vanwege de grote rol die de kerk gedurende de eeuwen in het leven van het dorp heeft gespeeld. Vanuit de kerk zijn diverse gebouwen gesticht en instellingen ondersteund, zoals het klooster van de Zusters van Liefde aan de Kloosterstraat. Ook in het persoonlijke leven van veel inwoners speelde of speelt de kerk een bepalende rol. Veel inwoners zijn hier gedoopt, getrouwd en begraven en hebben andere herinneringen aan de kerk en haar pastoors. De huidige kerk staat op een terrein dat al sinds eeuwen is gebruikt voor religieuze doeleinden en fungeert als een "herinnering in steen" voor alle gebeurtenissen uit het verleden, waarin de kerk zowel op algemeen als persoonlijk niveau een rol heeft gespeeld. De geschiedenis van deze religieuze plaats gaat zeker terug tot de 13de eeuw en het terrein is derhalve ook in archeologisch opzicht van groot belang.