Handelingen

Gemert, Ridderplein 21 - Kloosterkapel Kasteel van Gemert

Uit Reliwiki


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam object: Kapel Kasteel van Gemert
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Noord-Brabant
Gemeente: Gemert-Bakel
Plaats: Gemert
Adres: Ridderplein 21
Postcode: 5421CV
Inventarisatienummer:
Jaar ingebruikname: 1936 (kapel)
Architect: Boomen, Th. v.d.
Huidige bestemming: na te gaan
Monument status: Rijksmonument 529545

Geschiedenis

Voormalig kasteel, sinds 1928 Paters van de Heilige Geest.

Gebouwomschrijving SKKN

Het klooster in Gemert is de hoofdvestiging in Nederland van de Congregatie van de H. Geest, een van de grootste missiecongregaties in Nederland. De congregatie werd op 27 mei 1703 in Frankrijk gesticht door Claude-Francois Poullart des Places. De leden (ook Spiritijnen genoemd) zetten zich in voor armen en misdeelden en tonen hun solidariteit met hen door een sobere levensstijl. Poullart des Places wilde priesters vormen die zich geheel beschikbaar stelden voor kerkelijke taken, waar moeilijk anderen voor te vinden zijn. Al in de achttiende eeuw werden diverse missionarissen gestuurd naar de missies in Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en het Verre Oosten, gebieden die globaal samenvielen met de toenmalige Franse koloniën. In 1848 ging de Congregatie van de H. Geest samen met de Congregatie van het H. Hart van Maria. Laatstgenoemde congregatie was in 1840 gesticht door de Elzasser Francois Libermann en had ongeveer dezelfde doelstelling als die van de H. Geest. In feite hield de Congregatie van het H. Hart van Maria in 1848 op te bestaan en werden haar leden in de Congregatie van de H. Geest opgenomen. Libermann wist een nieuw elan aan de congregatie te geven en wordt sindsdien wel als de tweede stichter beschouwd.

Vanwege de moeizame politieke situatie aan het einde van de negentiende eeuw in Frankrijk en Duitsland inzake religieuze instituten, besloot de congregatie een deel van haar activiteiten naar Belgie (1900) en Nederland (1904) over te hevelen. In Nederland richtte de congregatie vooral opleidingshuizen op: te Weert een kleinseminarie (1904), te Baarle-Nassau een huis voor broedermissionarissen (1913), te Gemert een huis voor hogere studies (1916), te Gennep een noviciaat (1926), en na de Tweede Wereldoorlog te Rhenen het provincialaat (1947), te Halfweg een missieprocuur (1951), te Berg en Dal een huis voor studenten aan de Nijmeegse universiteit (1953), en te Hattem een huis voor late roepingen (1957). In twintig landen van Afrika hebben in de loop van de twintigste eeuw ongeveer vijfhonderd Nederlandse paters en broeders van de congregatie gewerkt; daarnaast zo'n honderdvijftig in Brazilie en het Caribisch gebied. De missie-activiteiten van de congregatie in Afrika leidden in 1954 tot de stichting van het Afrika Museum in Berg en Dal.

Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw nam het aantal roepingen af en keerden de meeste missionarissen terug, vanwege vergrijzing en het ingezette proces van dekolonisatie. Het gevolg was dat de meeste huizen in de jaren '60 en '70 hun deuren moesten sluiten. Op dit moment bestaan nog de missieprocuur te Halfweg, de communiteit te Berg en Dal, het huis te Gennep (als een bejaardenhuis), kleine communiteiten te Eindhoven, Rotterdam en Weert, en de hoofdvestiging: het klooster/kasteel te Gemert.

Als de eerste paters van de H. Geest in 1914 het kasteel van Gemert betreden, heeft het al een geschiedenis van eeuwen achter de rug. Het kasteel wordt voor het eerst in 1249 genoemd als huis van de Duitse of Teutonische Orde. De Duitse Orde, opgericht in 1199, was één van de geestelijke ridderorders, die ten tijde van de kruistochten in Palestina ontstonden. Eenmaal teruggekeerd verwierven zij zich grote bezittingen in Noordwest-Europa. In Oost-Pruisen konden zij zelfs een eigen staat stichten. Hun kloosters waren kastelen en hun rechtsgebieden werden Commanderijen genoemd. De commanderij van Gemert met het kasteel was ingedeeld bij de Balije van Aldenbiezen (bij Hasselt in Belgie), waaronder nog een tiental andere kastelen in het tegenwoordige Belgie en Duitsland ressorteerden.

Aanvankelijk moesten de Duitse ridders de heerlijkheid Gemert delen met de heren van Gemert. Dit leidde tot diverse conflicten totdat in 1366 op instigatie van hertog Wenceslaus en hertogin Johanna van Brabant de gehele heerlijkheid in bezit van de Duitse ridders kwam.Gemert was sindsdien een Rijksheerlijkheid, rechtstreeks onderworpen aan de Duitse Orde. Ook de Staten Generaal konden in de zeventiende en achttiende eeuw geen enkel gezag over de Commanderij van Gemert doen gelden. Onder de Duitse Orde werd Gemert in 1437 een zelfstandige parochie. De priesters der Duitse Orde bedienden de kerk, door de orde omstreeks 1450 direct ten noorden van haar kasteel gebouwd.

De bouw van het huidige kasteel begon in 1391. De hoofdvorm is die van een omgracht hoofdgebouw, waarvoor een eveneens omgrachte voorburcht is gelegen, en een poortgebouw met buitengracht. Aan het kasteel is in de volgende eeuw steeds verbouwd en hersteld. Het gotische hoekpaviljoen van de voorburcht (tegenwoordig 'donjon' genoemd) geeft het duidelijkste beeld van hoe het kasteel er oorspronkelijk uitzag. Ook het hoofdgebouw bezat dezelfde vormen tot het in 1740 onder de toenmalige Landcommandeur, Kardinaal Graaf von Schönborn, werd vervangen door het nog aanwezige hoofdgebouw uit 1740 in Louis-XIV-stijl. In 1607 werd tussen de binnen- en buitengracht het nog aanwezige poortgebouw opgetrokken. De vijftiende-eeuwse voorburcht bleef in deze periode hoofdzakelijk intact.

Bij de komst van de Fransen werd de heerlijkheid in 1794 opgeheven en het kasteel door de Duitse Orde verlaten. In de jaren die volgden diende het complex tot raadhuis en katoenfabriek.Op 15 februari 1813 werd het kasteel verkocht aan Jonkheer Adriaan van Riemsdijk. Deze liet zijn bezittingen na aan zijn schoonzoon, Jonkheer Lips - Van Riemsdijk, van wie het weer overging op diens dochter Jonkvrouwe Maria Lips, die in het huwelijk trad met Jonkheer Everard Hugo Scheidius. Van zijn zonen Everard en Hugo, geboren op het kasteel Gemert, staan de namen te lezen in de vaantjes van de Donjon-torentjes. Jonkheer Scheidius verkocht op 21 februari 1881 het kasteel met toebehoren voor f. 78000,- aan de Franse Jezuieten der Provincie Champagne. Zij vestigden hier hun noviciaat. Op de plaats van de oude bijgebouwen van de vijftiende-eeuwse voorburcht werd door hen in 1907 - 1909 een grote nieuwe vleugel opgetrokken.

Op 19 september 1916 betrok de Congregatie van de H. Geest onder leiding van pater Charles Luttenbacher het kasteel, nadat studenten van de congregatie al twee jaar daar bij de paters Jezuieten hun lessen hadden gevolgd. De Jezuieten werden in 1916 door de militaire dienstplicht teruggeroepen naar Frankrijk. In 1928 werd het kasteel daadwerkelijk van de Franse Jezuieten gekocht. Het werd het grootseminarie van de toekomstige missionarissen en zou dit tot 1969 blijven.

Nadat het kasteel hun bezit was geworden, voerden de Spiritijnen diverse bouwwerkzaamheden uit. In 1935-1936 werd naar ontwerp van architect Th. v.d. Boomen uit Eindhoven een kapel gebouwd, gelegen tegen de westvleugel van het hoofdgebouw op de plaats van de gedempte gracht. Op 11 juli 1936 werd de kapel ingewijd. Onder leiding van architect F. Husmann uit Venlo heeft men in september 1965 het kapelinterieur verbouwd en gemoderniseerd. Op 11 mei 1940 werd de zuidvleugel van de door de Jezuïeten herbouwde voorburcht door oorlogsgeweld verwoest. Ter plaatse bouwde men een nieuwe vleugel, aansluitend aan de donjonpoort van 1548. Op 27 oktober 1943 vond de plechtige inzegening van de nieuwbouw plaats door pater Luttenbacher. Nog in 1960 tenslotte werd op de plaats van de gedempte gracht tussen de oostvleugel van het hoofdgebouw en de voorburcht een nieuwe refter gebouwd. Enige jaren daarna richtte men een kleine gebedsruimte ('kleine kapel') in in een keldergewelf onder de oostvleugel van het hoofdgebouw.

Na 1969 is het kasteel een thuis voor de missionarissen van de H. Geest gebleven en werd er (in 1970) het provincialaat van de congregatie ondergebracht. In het poortgebouw is een museum van de congregatie ingericht. Andere ruimtes worden verhuurd: een deel van de nieuwbouw van de voorburcht voor activiteiten voor bejaarden, de donjon als trouwzaal voor de gemeente en als onderkomen voor de plaatselijke heemkundekring.

Gebouwomschrijving SKKN

Het kasteel, gelegen in het centrum van Gemert, wordt van het dorp gescheiden door een dubbele omgrachting. Aan de oostzijde is het dorpsplein gelegen, aan de westzijde een ruim park, behorend bij het kasteelterrein. De parochiekerk van Gemert ligt direct ten noorden van het kasteel.

Zoals gezegd dateert het hoofdgebouw in zijn huidige vorm uit 1740. Het is opgetrokken in Louis-XIV-stijl naar plannen van Martinus van Gemert. De imposante onderkeldering moet, gelet op de bouwtekeningen en op de gewelfvormen, in 1740 nieuw zijn aangelegd. Het hoofdgebouw, door de tegenwoordige bewoners 'oudbouw' genoemd, was oorspronkelijk geheel omgracht. De gracht aan de zuidzijde is gedempt en biedt nu plaats aan de kapel en de refter. De kapel (in het rapport 'grote kapel' genoemd i.t.t. de 'kleine kapel' onder de oostvleugel van het hoofdgebouw) is in 1935-1936 in sobere art-deco-stijl gebouwd naar ontwerp van architect Th. v.d. Boomen uit Eindhoven. De refter werd in zakelijk stijl in 1960 toegevoegd.

Ten zuiden van het hoofdgebouw ligt de voorburcht, die nu in vaste verbinding met het hoofdgebouw staat, maar verder door grachten is omgeven. De oostvleugel is in 1907- 1909 in een soort van renaissance-stijl door de Jezuieten gebouwd en wordt daarom 'Jezuïetenbouw' genoemd. De zuidvleugel, uitgevoerd in een stijl die bij de 'Jezuietenbouw' aansluit en de hoofdaccenten van de vijftiende-eeuwse voorburcht herhaalt, dateert uit 1943 en wordt gewoonlijk met 'nieuwbouw' aangeduid. De poort, die aan de oostzijde van de nieuwbouw aansluit, stamt nog uit 1548. Het aangrenzende hoekpaviljoen, tegenwoordig 'donjon' genoemd, is nog geheel vijftiende-eeuws en is één van de weinige voorbeelden van profane gotische bouwkunst in Noord-Brabant. In de gracht ten westen van de voorburcht ligt een boothuis uit de periode rond 1900.

Ten zuiden van de voorburcht, en daarvan door een gracht gescheiden, ligt het poortgebouw in renaissance-/ barokstijl. Tussen poortgebouw en oprijlaan bevindt zich de buitengracht. De oprijlaan leidt aan de dorpszijde naar een smeedijzeren toegangshek uit 1740. Aan de overzijde van de oprijlaan staat een dienstgebouw (particulier bezit) met opschrift "de hoefpoort", voorzien van deuren in de heraldische kleuren (zwart en wit) van de Duitse Orde. Aan het einde van de oprijlaan is verder een boerderij zichtbaar (particulier bezit), eveneens met luiken en deuren in de kleuren van de Duitse Orde. Beide gebouwen hebben klaarblijkelijk aan het kasteel behoord.

In het rapport zullen de namen gebruikt worden, die op dit moment door de bewoners aan de verschillende bouwdelen worden gegeven:

  • hoofdgebouw = 'oudbouw'
  • oostvleugel voorburcht = 'Jezuietenbouw'
  • zuidvleugel voorburcht = 'nieuwbouw'
  • zuidwestelijk hoekpaviljoen voorburcht = 'donjon'
  • poortgebouw = poortgebouw
  • kapel = grote kapel
  • gebedsruimte onder oostvleugel hoofdgebouw = kleine kapel

MIP omschrijving

  • Naam monument: Paters van de Heilige Geest
  • Bouwstijl: Neo-Gotiek
  • Bouwperiode: 1915
  • Gevels en materialen: Bakstenen gevels.
  • Vensters en deuren: Hoog opgetrokken spitsboogvensters.
  • Dak en bedekking: Zadeldaken, rensdak.
  • Bijzonderheden: Pseudo-basilicaal schip van vijf traveeen, koortravee.

Externe links

Afbeelding