Handelingen

Gereformeerde Gemeente in Nederland (Elspeet)

Uit Reliwiki

Ontstaansgeschiedenis

Elspeet, Oude Hof 12 - Gereformeerde Gemeente in Nederland

“De HEERE is onzer gedachtig geweest.” Dat deze woorden in 1974 bij de eerste steenlegging van een eigen kerk te Elspeet gezegd zou kunnen worden, hadden verschillende Elspeters aan het begin van de vorige eeuw niet kunnen denken. Zij kerkten toen bij ds. W.R. Kalshoven (1899–1918), die onder de Elspeetse bevolking veel ontzag inboezemde. Hij was een echte wetsprediker. Hoewel dit belangrijk is om te preken, is het ook nodig om het Evangelie te verkondigen. Dit kwam openbaar bij een predikatie over de naam Jezus (dat is Zaligmaker) bij de behandeling van Zondag 11 van de Heidelbergse Catechismus. Enkele van Gods kinderen, een groep van zeventien personen, konden zich onmogelijk met de verklaring van ds. Kalshoven verenigen. Zij voelden zich geroepen om zich van de kerk af te scheiden en om terug te keren tot de leer van vrije genade. Deze groep gaat “bie de heerd” (aan huis) preken van oudvaders lezen, en wordt afdeling van de Gereformeerde Gemeente te Barneveld. H. de Weerd gaat tijdens deze bijeenkomsten voor en ds. A. Janse verzorgt in Elspeet de bediening van Woord en Sacramenten. Inmiddels is in Uddel (de Beek) in 1915 een Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd. De kleine samenkomst van Elspeet wordt dan afdeling van Uddel en komt tal van jaren in een tot kerk ingerichte schuur samen aan de Merelweg 15. In 1919 verrijst er aan de Nachtegaalweg een eenvoudig kerkgebouw. De ouderlingen Bossenbroek en De Weerd stellen hiervoor de benodigde grond beschikbaar. Hun akkers grenzen aan elkaar en beiden staan een strook grond af voor het kerkgebouw. Op 13 augustus 1919 neemt ds. Fraanje het kerkgebouw in gebruik. Als tekst voor de prediking neemt de dominee Lukas 4:44: “En Hij predikte in de synagogen van Galilea.” In 1937 besluit men het kerkgebouw af te breken en op dezelfde plaats tot nieuwbouw over te gaan. Op 3 juni 1938 neemt ds. Fraanje het kerkgebouw in gebruik met een predicatie over Hebreeën 3:2: “Die getrouw is Dengene Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel Zijn huis was. Ondertussen groeide de gemeente, maar toch bleef ze lange tijd vacant. Deze vacante periode duurde tot kandidaat H. van Gilst op 25 januari 1950 bevestigd werd tot predikant. Het eigen kerkgebouw was hiervoor te klein, waarom de Nederlandse Hervormde Kerk welwillend werd afgestaan. Beide diensten was deze kerk zó vol, dat ze de schare niet kon bevatten. Daarom was door middel van een geluidsinstallatie ook de „oude school" aangesloten, en konden vele toehoorders ook daar de diensten volgen. De bevestiger, ds. A. van Stuijvenberg, wees op de bijzonderheid dat de gemeente te Elspeet nu een eigen predikant mocht krijgen, omdat zij “oorspronkelijk was voortgekomen uit Uddel, onder de leesdienst is gegroeid en groot geworden. Aanvankelijk werd eerst samengekomen in een schuur, later in een kerkje, dat echter ook te klein bleek te zijn, waarom een mooi, nieuw kerkje is gebouwd. Wat een blijdschap voor de gemeente, dat ze nu haar eigen leraar mag aanschouwen, om zorg te dragen voor uwe zielen, de rechtvaardigen het wel, de goddelozen het wee aanzeggend.” De tekst die ds. van Stuijvenberg nam was 2 Cor. 5:20: “Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. In 1953 vond de droeve scheuring plaats die het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten uiteen deed vallen. Hoewel de ware toedracht van de scheuring bij het kerkvolk niet of nauwelijks bekend was, koos Elspeet de synodale zijde, zij het binnen de kerkenraad met een verdeeld gevoelen ten aanzien van zowel het leergeschil als de handelingen der Synode. Dit blijkt uit een verandering in de samenstelling van de kerkenraad, ook uit de medeondertekening door ds. van Gilst van het protestschrijven van wijlen ds. T. Dorrestein en de verdere kerkenraad van Opheusden in 1953. Kort daarop vertrekt ds. van Gilst naar Dirksland en daarna is de gemeente van Elspeet vacant gebleven. Steeds meer raakt een aantal leden overtuigd van de verkeerde handelwijze van de Generale Synode van 1953. Ook ten aanzien van het leergeschil wordt dit gevoelen nog versterkt door het optreden van diverse predikanten. Op een zaterdag in het voorjaar van 1956 valt dan het met algemene stemmen genomen besluit om “uit te treden”. Het initiatief hiertoe kwam van de voorzitter, terwijl diaken Mulder tevoren reeds als met ede had beloofd hem te zullen volgen, innerlijk overtuigd ervan, dat het tijdstip ertoe rijp was. Wie schetst echter de verbazing van diaken Mulder, als de voorzitter de volgende dag, kort voor de kerkdienst, persoonlijk het kerkenraadsbesluit schorst. Diaken Mulder acht zich echter, mede ten behoeve van de gemeente, gebonden aan het wettig genomen besluit. De volgende zondag na de middagdienst deelt hij mede, de vriendschap en het kerkelijk samenleven van Godswege te moeten verbreken. Het is juist in deze weken dat de Classis Barneveld haar periodieke vergadering houdt. De kerkenraad van Elspeet besluit haar afgevaardigden de last mede te geven, de classis te verzoeken alles in het werk te stellen, om de synodale besluiten van 1953 ongedaan te maken. Dit verzoek wordt bij monde van diaken Mulder echter tevergeefs in bespreking gebracht: Mulder wordt zelfs gevraagd zijn verzoek terug te nemen. Diaken Mulder antwoordt echter dat een uit liefde gedaan verzoek niet kan en mag terug genomen worden. Hierin ziet Mulder de bevestiging van zijn genomen besluit en meent daarom de ingeslagen weg onvoorwaardelijk te moeten vervolgen door het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten te moeten verlaten. Samen met de leden van de gemeente die hem wensten te volgen, kwam Mulder ’s zondags samen. Het was daardoor echter noodzakelijk om een kerkelijk onderkomen te hebben. Mulder ging ijverig aan het werk om een gebouwtje te zoeken waar men eventueel kon samenkomen om te luisteren naar het voorlezen van een preek. Uiteindelijk bleef als enige mogelijkheid het verenigingsgebouw Amicitia over. De volgende dag na het vragen moest hij terug komen omdat er eerst met het bestuur moest overlegd worden. Helaas kreeg Mulder te horen: “We kunnen je niet helpen. Het bestuur begint hier maar niet aan.” Waarop Mulder zei: “Er is nu overal plek voor, behalve voor God”. Uiteindelijk kon men onderdak vinden in Jeugdherberg “De Korenbloem”, maar met de zomer in aantocht kon men niet langer gebruik maken van de jeugdherberg. De zondagse samenkomsten werden zo door ouderling Mulder voortgezet, gedurende een jaar las hij geheel alleen. Tijdens de weekdiensten werd kerk gehouden achter de eierkisten in de kippenschuur van diaken Mulder aan de Stakenbergweg 188. In deze dienst ging ds. van de Woestijne voor. Omdat het houden van kerkdiensten in “De Korenbloem” geen blijvende oplossing was, en omdat de zomer aanstaande was, waarop vakantiegasten gebruik maakten van de jeugdherberg, zocht men naar een andere locatie. Na een lange zoektocht, kwam een meelevend lid met een oplossing bij Mulder. Hij had in de krant een advertentie gelezen, waarin een loods te koop werd aangeboden. De volgende dag werd de loods in de polder bekeken door H. Mulder en L. Visser en nog een paar anderen. Zij troffen daar een barak aan, een soort directiekeet die na de oorlog werd gebruikt als noodwinkel. Niet direct een kerk. Men stelde destijds niet zulke hoge eisen en al spoedig werd besloten “De Barak” te kopen voor 5000 gulden. Met behulp van gemeenteleden werd de barak afgebroken en weer opgebouwd in Elspeet. De gemeente kon een stukje grond huren aan de Oude Hof. Deze grond was van de kruidenier Jacob Dijkgraaf. Deze was geen lid van de Gereformeerde Gemeente in Nederland. Dat brak hem echter lelijk op, aangezien er nogal wat klanten de klandizie op zeiden, omdat hij de Gereformeerde Gemeente in Nederland wilde helpen. Toen wilde hij dan ook liever van de verhuur van de grond afzien. Maar ouderling Mulder had begrip voor de kruidenier en op de zondag, na het lezen van de preek, vertelde Mulder de gemeente wat Dijkgraaf had gezegd. Verder wist hij te melden dat Dijkgraaf goed brood verkocht en riep de gemeenteleden op, om bij het doen van boodschappen ook aan Dijkgraaf te denken. Dat deed men, zodat de omzet van de kruidenier al snel weer op peil was. Door Hendrik de Ruiter en Dirk van de Kolk werd een houten preekstoel getimmerd. Jakob de Ruiter heeft deze met paard en wagen naar “De Barak” gebracht. Verder stond er midden in “De Barak” een grote ronde houtkachel die de koster van voor uit de kerk kon bedienen met een klep. Na een aantal jaren in “De Barak” de dienst des Heeren gehouden te hebben gingen er in 1963 stemmen op voor een “echt” stenen kerkgebouw. Negen jaar heeft het geduurd voordat er door de gemeente Nunspeet een vergunning werd gegeven. Op 27 februari 1974 werd door ouderling Mulder de eerste steen gelegd, waarbij er werd stilgestaan bij Psalm 115 vers 12: “De HEERE is onzer gedachtig geweest.” Op 18 september 1974 werd het kerkgebouw in gebruik genomen door ds. J. de Groot uit Rijssen. Met 200 extra stoelen bood het kerkgebouw plaats aan 600 personen waarvan 325 eigen gemeenteleden. Ds. de Groot ging in deze dienst voor en preekte uit Openbaring 21 vers 3b. Ook deze kerk werd op den duur te klein voor de gemeente. De kerk werd aan de zijde van de preekstoel uitgebreid met extra zitplaatsen en een nieuwe preekstoel, consistorie, keuken, toiletten en boven een ruimte voor het nieuwe pijporgel. De hoofdaannemer voor het werk was Buijtenhuis uit Uddel. De verbouwing heeft in totaal 406.000 gulden gekost. Enkele gemeenteleden hebben zelf hun handen voor de verbouwing uit de mouwen gestoken. Zij hebben de preekstoel en de kerkbanken gemaakt. Op 2 maart 1995 mocht ds. J. Roos het kerkgebouw opnieuw openen. De kerk heeft nu voor ruim 750 mensen een zitplaats.

  • Tekst M Boot