Kampen, Koornmarkt 28 - Bovenkerk
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Bovenkerk |
Genootschap: | PKN Ned. Hervormd |
Provincie: | Overijssel |
Gemeente: | Kampen |
Plaats: | Kampen |
Adres: | Koornmarkt 28 |
Postcode: | 8261JX |
Sonneveld-index: | 10343 |
Jaar ingebruikname: | 15e eeuw |
Architect: | |
Huidige bestemming: | cultureel centrum |
Monument status: | Rijksmonument 23053 |
Geschiedenis
Indrukwekkende historische kerk met toren. Hoogte onder de gewelven 27 m.
- Buiten gebruik voor reguliere Protestantse kerkdiensten per januari 2017. De kerkgangers zijn sindsdien aangewezen op de Broederkerk.
Er zijn wel vaak concerten op het grote, unieke orgel.
Boven- of St. Nicolaaskerk. Een geheel in steen overwelfde KRUISBASILIEK, bestaande uit een vijfbeukig schip, transept, twee portalen aan weerszijden van het schip tegen de westzijde van de transeptarmen, en koor met zijbeuken en zijbeukkapellen, benevens koorsluiting met omgang en zeven straalkapellen. De middenbeuk van het schip met de aansluitende zijbeuken en het transept dateren gedeeltelijk uit de XIV; overigens zijn ze evenals de buitenste zijbeuken van het schip XV. Het koor werd gebouwd naar het ontwerp van Rutger van Keulen (van Kampen) in de tweede helft van de XVe eeuw; het vertegenwoordigt na het koor van de Dom van Utrecht het eerstvolgende koor met volledige omgang en kapellenkrans in Nederland. De beide portalen zijn toevoegingen van omstreeks 1500. Bij XIX restauraties werd de natuurstenen bekleding van de buitenzijde der straalkapellen vervangen door een van baksteen en werd de buitenzijde van de koorlantaarn opnieuw met natuursteen bekleed. Sinds 1958 is het schip in restauratie. Inwendig: tussen de pijlers van het koor sierlijke zandstenen koorafsluitingen en sedilia XV; vroeg renaissance koorhek (1552), preekstoel (ca. 1500), orgel vervaardigd door Johan Slegel met rugpositief en tribune (1670-1676). Smeedijzeren hekken (XVIIa-XVIIIa), ijzeren doopboog (1629). Gebeeldhouwde eiken betimmering; laat-gotische hardstenen doopvont. Grafmonumenten van vice-admiraal Jan Willem de Winter (XIXa); grafzerken; decoratieve gewelfschilderingen; tegen de torenmuur een beschildering 1744. Toren. Gebouwd begin XV; spits XIXa. De toren bestaat uit vier geledingen; in de onderste een dorische poortdoorgang XIX A, daarboven in elke geleding drie spitsboognissen, resp. galmgaten. Orgel met Hoofdwerk, Bovenwerk, Borstwerk, Rugwerk, in 1742 gemaakt door A.A. Hinsz. In 1788 uitgebreid met een vrij Pedaal door F.C. Schnitger jr en H.H. Freytag. Bij de restauratie in 1974 werd een tweede Bovenwerk toegevoegd om de registers die in de 19e eeuw waren toegevoegd een passende plaats te bieden. Klokkenstoel met gelui van twee klokken van G. van Wou, 1482, diam. respectievelijk 147,8 cm. en 119,5 cm. Mechanisch torenuurwerk Gebr. van Bergen, Midwolda, 1917, later voorzien van electrische opwinding. In het koor van de kerk toont een losstaande steen van 83,5 cm. lengte en 69 cm. hoogte, waarvan aan de rechter onderzijde een groot stuk afgebroken is, een oostwijzer, die de tijd in Kampen aangeeeft en tevens voor Batavia en Curacao. In de rechter onderhoek staan de jaartallen: 1779 en 1805. In de linker onderhoek: 1730 7/22 I.V.V. waaronder 1857.....39. De zonnewijzer zal dus 22 juli 1730 gemaakt zijn. Het is niet bekend waar de zonnewijzer oorspronkelijk heeft gezeten.
Omschrijving
Hoog boven het schitterende IJsselfront uit torent een van de oudste kerken van Kampen, de St. Nicolaas- of Bovenkerk. Het Kerkgebouw dateert uit de 12e eeuw en is de eeuwen door verschillende keren gewijzigd en uitgebreid. In de 17e eeuw is de toren bijna verzakt. Op een gegeven moment stond de toren zelfs drie meter uit het lood. In de jaren 1957-1972 werd de kerk grondig gerestaureerd en kwam men veel van de geschiedenis te weten. De Bovenkerk is ook bekend geworden door de orgels en de organisten. Het hoofdorgel werd gebouwd door Albertus Anthonie Hinsz in de jaren 1742-43. In 1999 werd het nieuw Reil-koororgel geplaatst, inmiddels geroemd vanwege zijn klank.
Bouwgeschiedenis
De stad Kampen bereikte haar grote bloei als belangrijke handelsstad in de 14e en de 15e eeuw. In die tijd zijn in Kampen de Bovenkerk en de Buitenkerk gebouwd. Deze twee kerken zijn samen met de Nieuwe toren kenmerkend voor de skyline van Kampen. Beide kerken waren vóór de Reformatie parochiekerken, maar de bovenkerk is de oudste van deze twee. Tot voor kort wist men weinig over de bouwgeschiedenis. De belangrijkste bron hiervoor zijn de middeleeuwse kerkelijke rekeningen. En die zijn verdwenen op twee exemplaren na uit de 16e eeuw. En deze geven alleen informatie over het interieur, voordat de kerk omstreeks 1580 in in het bezit van de protestanten kwam. Vreemd genoeg maken Jacob Bijndorp, Jan van Breda en Arent to Boecop, drie belangrijke kroniekschrijvers, ons ook niet wijzer.
In het archief van de stad Kampen zijn wel enkele gegevens te vinden, maar zo weinig dat er weinig samenhang te ontdekken valt. Pas in de jaren 1957-1972 kwam men meer te weten over deze kerk, toen men de kerk grondig heeft gerestaureerd. Men heeft bij die restauratie, mede door ontgravingen in de kerk zelf, gelegenheid gehad interessante architectuur-historische bijzonderheden te verzamelen. Zo werd duidelijk dat de Bovenkerk twee voorgangsters gehad moet hebben, een vroeg-gotisch- en een romaans bouwwerk.
Romaanse voorganger
De bouw van deze romaanse kerk hangt sterk samen met de opkomst van de stad zelf, die voor het eerst in het jaar 1227 met de naam Kampen in de geschiedenis opduikt. Over het ontstaan van Kampen zijn geen zekerheden. Waarschijnlijk zal dit wel in de 12e eeuw zijn gebeurd, maar daarvoor woonden ook al mensen in deze streek. Deze oorspronkelijke bewoners kerkten waarschijnlijk nog in het nabijgelegen Wilsum.
Toen Kampen een nederzetting van enige betekenis werd, moet de behoefte aan een eigen kerk zijn ontstaan. Dit moet vóór 1236 zijn gebouwd, want het is bekend, dat hier in dit jaar al een pastoor woonde die voorgangers had. De overblijfselen van deze kerk ontdekte men tijdens de laatste restauratie door ontgravingen in het dwarsschip van de huidige kerk. Die restanten van dat alleroudste kerkgebouw, bleken echter zo gering te zijn, dat een reconstructie van het geheel onmogelijk was. Alleen de fundamenten van het koor werden teruggevonden. Maar deze koorfundamenten waren interessant genoeg om enkele conclusies over de vorm van het gebouw te kunnen trekken. Het was een gedrongen gebouw met dikke muren en kleine, van boven halfronde vensters. Het gebouw was voornamelijk opgetrokken uit Duits turfsteen. Zij moet door particulieren zijn gesticht. Wanneer deze kerk werd gesticht, is niet bekend. Vermoedelijk eind 12de, begin 13de eeuw. Ook is niet bekend, of zij reeds was gewijd aan Sint Nicolaas.
Waarschijnlijk was deze kerk al relatief groot, zoals is te zien aan de grootte van het koor. Het koor had drie absiden, nisvormige sluitingen, die samen een klaverblad vormden. Sommige Keulse kerken hebben ook zulke merkwaardige koren, zoals de Sankt Aposteln. Men vraagt zich daarom af of de ontwerper van deze kerk wellicht afkomstig was uit de omgeving van Keulen. Misschien heeft die man, gewend aan harde ondergrond, zich daarom vergist toen hij deze kerk bouwde op slappe veengrond, die daarvoor totaal niet geschikt was?
Vroeger dacht men dat de bovenkerk, en dus ook haar voorgangsters, direct op zand zou zijn gebouwd. Door bodemonderzoek bleek dit helemaal niet juist te zijn. De ondergrond bestaat uit slappe veen- en kleigrond, zand vindt men pas op een diepte van ongeveer acht meter. Het was dus wel een waagstuk om een groot gebouw op deze plaats te bouwen. Dit moeten de bouwers van deze romaanse kerk ook ondervonden hebben; zij hebben het probleem proberen op te lossen door de fundamenten van het koor te laten rusten op kleine veldkeien waaronder een houtfundering was aangebracht.
Zoals gezegd zijn alleen de fundamenten van deze voorgangster teruggevonden en is een reconstructie van het hele gebouw niet mogelijk. Maar, naar de afmetingen van het koor te oordelen, moet deze romaanse kerk behoorlijk groot zijn geweest, en dit houdt in, dat Kampen al in de tweede helft van de 12de eeuw een nederzetting van betekenis moet zijn geweest. Voor de historici een grote verrassing, vooral als men bedenkt dat de naam van de stad pas in 1227 in de geschiedenis opduikt en dan nog maar zeer terloops!
Vroeg-gotische voorganger
Hoelang deze romaanse kerk is gebruikt, is onbekend. Waarschijnlijk op zijn minst een eeuw. Daarna moet zij zijn vervangen door een groter gebouw. Deze kerk is dan waarschijnlijk rond het jaar 1300 gebouwd. In die tijd was Kampen uitgegroeid tot een internationale handelsstad. Fundamenten van deze kerk waren al gevonden voordat de romaanse kerk werd gevonden.
Men bouwde in de late middeleeuwen niet lukraak kerken. Men trok een vreemdeling aan die een ontwerp maakte en als dit werd goedgekeurd toezicht hield op de bouw en vaak ook meehielp met bouwen. Waarschijnlijk heeft Kampen dit ook gedaan, want er blijkt kennis aanwezig te zijn over de heersende bouwstijlen, die indertijd Europa veroverden. Men bouwde nu hogere kerken met grote vensters die van boven spits toeliepen. Als bouwmateriaal werd nu zowel baksteen als zandsteen gebruikt.
De bouw deze vroeg-gotische kerk, eenvoudig van opzet, heeft relatief heel weinig tijd gekost, maar zeker toch wel enkele tientallen jaren. Ook bij deze kerk heeft het werk een tijdlang stil gelegen en is daarna met enigszins beperktere middelen voortgezet. Ongetwijfeld werd bij de bouw begonnen met het koor. Immers, pas wanneer dit onderdeel in gebruik genomen kon worden en daarna de voortgang van de godsdienstoefeningen verzekerd was, kon de romaanse kerk in haar geheel worden afgebroken. Veel afbraak, zoals bijvoorbeeld het kostbare tufsteen, werd in de nieuwe kerk verwerkt.
Het koor van deze kerk bleek opmerkelijk klein te zijn, eenvoudig van vorm en aan drie zijden gesloten. Men slaagde er tenslotte in de omtrek van deze vroeg-gotische kerk vrij nauwkeurig te bepalen. Toen ontstond het beeld van een driebeukige, voornamelijk uit baksteen opgetrokken gotische hallenkerk, waarvan de zijschepen even hoog waren als het middenschip. De drie onderste geledingen van de huidige toren moeten eens een onderdeel van deze kerk zijn geweest.
Merkwaardig is, dat de oriëntering van deze kerk (het koor wijst altijd naar het oosten) iets afweek van de romaanse kerk. Dit is onverklaarbaar.
Er is toen in de hoek tussen het koor en de zuiderbeuk een sacristie geweest. Langs het koor en de zijbeuken hebben met tufsteen afgedekte zitbanken gestaan. En de toren moet aan drie zijden door de kerk omgeven zijn geweest omdat de zijbeuken, in tegenstelling tot de huidige situatie, doorliepen.
Bouw van een basilicaal koor
Vermoedelijk is zij nog geen eeuw in gebruik is geweest, zeer waarschijnlijk zelfs nog veel korter. In het midden van de 14e eeuw begon men immers met de huidige kerk, wat niet toevallig samenvalt met Kampens grootste bloeitijd. Berichten uit de jaren 1343 en 1345 melden grondaankopen door de kerkmeesters van de St.-Nicolaaskerk om in de toekomst hun kerkhof (om de kerk gelegen) te vergroten en van leningen die hun door het stadsbestuur werden verstrekt. Het eerstgenoemde zou nog kunnen wijzen op grondgebrek om de doden te begraven ten gevolge van een snelle bevolkingsgroei, maar het is ook heel goed mogelijk dat de kerkmeesters deze uitbreiding noodzakelijk vonden in verband met een toekomstige uitbreiding van de kerk, waarvoor een deel van het kerkhof opgeofferd zou moeten worden. De lening van "hundert punt swarten", een flink bedrag in die tijd, spreekt al duidelijker taal, maar zekerheid over een ophanden zijnde verbouwing van de oude hallenkerk krijgen wij pas bij het lezen van een contract, dat de stad omstreeks het midden van de 14de eeuw met een zekere Mr. Herman de Steenbicker en zijn broer sloot.
Uit deze overeenkomst blijkt, dat beide broers beloofden de bouw van de St.-Nicolaaskerk voort te zetten. De ene broer, vermoedelijk Mr. Herman, zou op het werk blijven en helpen "houwen en werken", de andere broer zou op en af gaan om te controleren of alles wel volgens de plannen verliep. Beide broers zouden het burgerrecht krijgen en levenslang in het huis, dat zij hadden betrokken, mogen blijven wonen. Ook behoefden zij geen belasting te betalen of krijgsdiensten te verrichten.
Uit het bovenstaande blijkt heel duidelijk, dat Mr. Herman en zijn niet bij name genoemde broer, een werk van zeer lange duur hadden aangenomen en dat de verbouwing van de kerk dus zeer ingrijpend moest zijn. Verder is over hen niets bekend, maar de beide broers waren in ieder geval geen Kampenaren! Mr. Herman en zijn broer hebben de voorgenomen verbouwing van de St.- Nicolaaskerk niet tot een goed einde gebracht, want in 1369 sloot het Kamper stadsbestuur opnieuw een contract af, dat op de verbouwing van de hallenkerk betrekking had. Maar nu met een andere meester, namelijk met Rutger van Keulen.
Er is vrij veel over de persoon van deze Mr. Rutger van Keulen bekend. De naam zegt al, dat hij uit Keulen kwam. Zijn vader, Michael van Savoye, treffen we daar in 1353 aan als een der bouwmeesters van de beroemde Dom. Het was dus niet de eerste de beste met wie de stad in 1369 een contract afsloot om de St.-Nicolaaskerk te Kampen verder af te bouwen. En dit blijkt ook wel uit de overeenkomst met Mr. Rutger. De Keulenaar verplichtte zich als "werckmeister", zowel de St.-Nicolaas- als de O.L.V.- kerk volgens de plannen in orde te maken. Hij zou hiervoor zowel van de kerkmeesters van de St.-Nicolaas- als van de O.L.V.-kerk salaris ontvangen, gedeeltelijk uit te betalen in geld, gedeeltelijk in natura (laken!). Voorts zou Rutger, indien hij dit wenste, de toren mogen betrekken waarin Mr. Herman had gewoond, en wel met de uitdrukkelijke beperking, dat hij deze niet mocht verhuren. Ook werd hem toegestaan een boerderij, gelegen bij de O.L.V.-kerk, te gebruiken indien de werkzaamheden aan die kerk dit noodzakelijk maakten. En tenslotte, evenals Mr. Herman en diens broer, werd hij voor het leven aangesteld met vrijdom van belasting en vrijstelling van krijgsdienst.
Interessant is zeker ook, dat Rutger van Keulen wel Hermans woning mocht betrekken, maar dat het hem uitdrukkelijk verboden werd deze te verhuren. Die restrictie zal zijn gemaakt omdat het hem toegestaan was ook elders werk aan te nemen, maar de stad er niets voor voelde dat hij tijdens zijn afwezigheid huur zou beuren van een woning, die hem kosteloos ter beschikking was gesteld. Dit was niet slecht bekeken, want de Keulenaar is een ambulant man geweest, zo werkte hij notabene reeds in de winter van 1373-'74 met zijn broers aan de Dom van Praag.
In de tweede helft van de 14e eeuw werd het machtige koor met omgang en kapellenkrans van onze Bovenkerk gebouwd, dat nu nog het indrukwekkendste gedeelte van dit gebouw vormt. Het is ongetwijfeld een meesterwerk maar ook een technisch waagstuk, want weer moest op een daarvoor feitelijk ongeschikte ondergrond worden gebouwd. Alleen de beide oostelijke kruispijlers en de twee die daarop volgen, rusten nog op de zware fundering van de voormalige hallenkerk.
Vele jaren moet men aan dit prachtige koor hebben gewerkt, waarschijnlijk na 1369 steeds onder supervisie van Rutger van Keulen. Niet, dat deze meester al die tijd in Kampen verbleef, wij hebben reeds vernomen, dat hij in de winter van 1373-'74 met zijn broers aan de Dom van Praag werkte. Meischke heeft aangetoond, dat deze Kamper bouwmeester ook betrokken is geweest bij de bouw van andere Nederlandse kerken, zoals de O.L.V.-kerk te Harderwijk, de Nieuwe kerk te Amsterdam en de St.-Pieter te Leiden. In de rekeningen van de laatstgenoemde kerk wordt hij nog in 1402 genoemd, kort daarop zal hij zijn overleden.
Wanneer het magistrale koor van onze Bovenkerk gereed is gekomen, is niet precies bekend. Enkele aanwijzingen doen vermoeden einde van de 14de eeuw. Zo werd in 1395 een ieder met straf bedreigd die het waagde stenen bij het "nieuwe werk" van de St. - Nicolaaskerk te gooien. En bij stenen gooien bij een kerk, denkt met in de eerste plaats aan beschadiging van glasvensters. Ook werden in dit zelfde jaar de kosten om in het koor te begraven te worden (een voorrecht, dat alleen was weggelegd voor zeer rijken en aanzienlijken) flink verhoogd. Bijzettingen konden dus weer in alle luister geschieden.
Bouw van een basilicaal schip mislukt
Toen het grote koor klaar was gekomen, en laten we maar aannemen omstreeks 1400, wilde men natuurlijk zo snel mogelijk de rest van de oude hallenkerk met haar betrekkelijk laag schip, aanpassen aan de architectuur van het zoveel hogere basilicale koor. We zouden verwachten, dat hierbij ook het dwarsschip of transept betrokken zou worden, door dit eventueel te verlengen of te verbreden. Maar hiervan schijnt nooit sprake te zijn geweest.
Een ambitieus plan, te meer daar deze nieuwbouw zich zou uitstrekken tot voorbij de toren. Het plan was dan ook deze af te breken en een eind westwaarts weer op te bouwen. Zo deze ideeën waren uitgevoerd, dan had Kampen in de 15de eeuw wel een zeer bijzondere en ongemeen fraaie kerk gekregen maar helaas, men heeft de technische problemen, die opgelost moesten worden, onderschat. Door verkeerde constructies en berekeningen bleken de fundamenten van de lange zijmuren en dwarsdammen ondeugdelijk te zijn. Spanningen traden op waardoor verzakkingen en instortingen plaats vonden en het slot was, dat het gehele plan opgegeven moest worden. In welk stadium dit is geschied, valt moeilijk te zeggen, maar die mislukking moet wel een kostbare geschiedenis zijn geweest.
Voltooide kerkgebouw
Na deze grandioze misrekening heeft men, vermoedelijk in het midden van de 15de eeuw, een geheel nieuw en heel wat eenvoudiger plan gemaakt. Dit voorzag in een schip met dubbele zijbeuken en aanvankelijk ook nog in de bouw van een nieuwe toren, meer westwaarts van de oude gelegen.
Deze verbouwing moet jaren en jaren hebben geduurd. Niet alleen zullen de kerkmeesters krap in het geld hebben gezeten door het falen van de reeds beschreven plannen, maar in de tweede helft van de 15de eeuw begint ook de economische teruggang van Kampen. Uit bouwkundige gegevens valt af te leiden, dat men eerst begonnen is met de verhoging van het dwarsschip, daarna werd het middenschip op zijn tegenwoordige hoogte gebracht en tenslotte nam men de geprojecteerde zijbeuken onder handen. In de breedte bleef het middenschip de geringe afmetingen van het schip van de voormalige hallenkerk behouden.
Duidelijk komt bij dit alles uit, dat de tijden voor de stad slechter werden, men betrachtte een grote zuinigheid en alles wat nog uit voorafgaande perioden bruikbaar was, werd gehandhaafd. Zo verwerkte men in de tufstenen bekleding veel afvalmateriaal.
Van alle luister uit haar katholieke tijd, vindt men tegenwoordig vrijwel niets meer terug; na 1580 kreeg haar interieur een typisch Protestants karakter, wat haar architectonische schoonheid misschien nog beter dan vroeger doet uitkomen.
Tijdens de laatste restauratie heeft men, door gebruik te maken van vaak summiere aanwijzingen, getracht zoveel mogelijk de kerk in haar oude toestand terug te brengen. Daarbij zijn het herstel van de voormalige librarie of tresorkamer met spiltrap, en van de balustrade aan de buitenzijde van de kapellenkrans. Daar werd ook een lelijke bakstenen bekleding, aangebracht tijdens een vroegere restauratie, weer vervangen door een mantel van tufsteen.
Het zuiderportaal werd geheel gerestaureerd, spijtig is echter dat het weinig fraaie noorderportaal, eveneens het resultaat van een minder gelukkige andere restauratie, nog in goede conditie bleek te zijn en dus zo gelaten werd.
Ook de afwerking van het inwendige van de kerk heeft van dergelijke aanwijzingen geprofiteerd. zo bleken de pijlers en bogen van het schip en het transept oorspronkelijk een zandkleur te hebben gehad, waarop witte schijnvoegen waren aangebracht. De restaurateurs hebben niet geaarzeld de zandkleur met de schijnvoegen opnieuw aan te brengen.
Uit de kerkelijke rekening van 1526-1570 blijkt, dat in 1538 Cornelis de Maler opdracht kreeg de spijlen van het koor, de toegang daartoe en de deur naar de tresorkamer vermiljoenrood te schilderen. Deze interessante kleur vindt men weer op de spijlen van het binnenkoor terug.
Ook het prachtige Renaissance-koorhek, waarvoor in 1550 de rijke weduwe Weyme van der Straten geld naliet, is zo goed mogelijk in zijn oude toestand teruggebracht. De voorzijde is onder meer versierd met fraaie kopjes die Christus, de vier Evangelisten en Mozes voorstellen. De koorzijde is helaas nogal beschadigd, daar zijn alle hoofden op één na afgeslagen. Waarschijnlijk stelden zij heiligen voor, en die afbeeldingen waren na 1580 een gruwel in de ogen der predikanten!
De toren
Over de ouderdom van de toren is in het verleden lang getwist. Aanvankelijk dacht men dat de toren pas na de middeleeuwen gebouwd is, later beweerde men dat deze toren al in de 12de eeuw is gebouwd, maar nu weten we dat de toren wel in de middeleeuwen gebouwd is, maar niet in de 12de eeuw. lmmers hij kan geen onderdeel zijn geweest van de 12de eeuwse romaanse kerk, omdat deze een paar graden gedraaid was ten opzichte van de latere gotische hallenkerk. Zie hierboven. De onderste drie geledingen van de tegenwoordige toren van de Bovenkerk zijn dus nog een restant van deze vroeg-gotische kerk.
Aangezien de kerk na de bouw van de toren dus aanzienlijk verhoogd was was de toren verhoudingsgewijs veel te laag. Men wilde dus graag de toren verhogen, maar wegens geldgebrek is dit lange tijd nagelaten. Maar toch bleef de wanverhouding in hoogte tussen kerk en toren storen. Daarom werd in de jaren zestig van de 16de eeuw besloten de bestaande toren met nog één geleding te verhogen. Een nieuwe toren vond men te ingrijpend, ook voor de kerk zelf. Deze verbouwing werd aan een zekere Mr. Floris Ekenholt opgedragen, die in 1563 met een kerkmeester naar Utrecht reed om daar het bouwen van een toren te bekijken. Welk Utrechts bouwwerk ze zijn gaan bekijken, weten we niet. Het zal de toren van een der kapittelkerken zijn geweest, mogelijk de St.-Nicolaas- of Klaaskerk.
Uit de kerkelijke rekeningen blijkt, dat de kosten om deze vierde geleding op de toren te zetten, tegen vielen zodat een beroep op de burgerij moest worden gedaan. Eerst in 1569 zal die geleding zijn voltooid en kon Tyman de Metselaar de toren van boven weer vierkant maken en de oude galmgaten dichten. Toen zullen ook de prachtige klokken, die Geert van Wou in 1482 voor de St.-Nicolaaskerk goot, verhangen zijn.
Het probleem van deze verbouwing was echter dat de fundamenten niet op zo'n zware last waren berekend. De toren is daardoor gaan verzakken, uit het lood gaan staan en schade toe gaan brengen aan de kerk zelf, waarvan de muren begonnen te scheuren. In het begin van de 17de eeuw was het helemaal mis met de Boventoren, zodat in 1611 besloten werd het fundament van de zuidhoek naar de noordhoek uit te graven om het daarna te onderheien en van een goed rooster te voorzien. Afdoende bleek dit niet, in 1615 heide hij zo ver over, dat een zekere Mr. Valentijn opdracht kreeg de zware klokken te verhangen.
In 1647 was de toestand echter zo kritiek, dat niemand minder dan de beroemde Jan Adriaensz Leeghwater naar Kampen werd ontboden om advies te geven hoe de toren weer in evenwicht gebracht zou kunnen worden. Maar noch hij, noch de ingenieur Nemant uit Zutphen wisten raad, tenzij hij grotendeels werd afgebroken. Maar daar voelde het stadsbestuur niets voor, het beperkte zich er toe alle klokken op twee na uit de toren te halen en het luiden van die twee te verbieden. Natuurlijk was dit lapwerk en in 1684 was de situatie vrijwel hopeloos. De toren helde bijna drie meter naar het westen over! Op advies van Aryaan van der Meer en Jan Coensen Doet besloot het stadsbestuur, ten einde raad, hem maar tot zijn tweede geleding af te breken.
Redding heeft toen de Dordrechtenaar Jan de Jonge gebracht, die reeds in 1683 met succes erin was geslaagd, de toren van de Buitenkerk recht te zetten. Deze wist inderdaad in de daarop volgende jaren ook de Bovenkerktoren weer tot rust te brengen, maar wel ten koste van een deel van de kerk. Hij is het vermoedelijk geweest, die een deel van de zijbeuken deed afbreken zodat de toren, zoals nu nog het geval is, aan drie zijden vrij kwam te staan. Door de goede zorgen van Jan de Jonge kwam de toren inderdaad voor lange tijd tot rust. In de hele 18de eeuw is van ernstige verzakkingen geen sprake.
Maar in het begin van de 19de eeuw vertoonde het bouwwerk weer zijn oude kwaal, opnieuw vermoedelijk een gevolg van het overbelasten van de fundamenten. Nog steeds ontevreden over de verhouding tussen kerk en toren, besloot het stadsbestuur in 1808 de lage, dakvormige spits te vervangen door een veel hogere pyramidale torenbekroning. Het ontwerp is van de toenmalige stadsarchitect A. M. Sorg. Na vele eeuwen vormden kerk en toren toen een harmonieus geheel.
- Uit Reformatorisch Dagblad, 14 juli 2009.
In de werkplaats van de Groningse klokkengieter Simon Laudy is eind juni de nieuwe klok voor de toren van de Kampense Bovenkerk gegoten. Dat gebeurde in het bijzijn van onder anderen de wethouder van Cultuur en leden van de Stichting Luidklokken Bovenkerk.
De Stichting Luidklokken Bovenkerk beijvert zich al jaren voor het herstel van het zogenaamde Van Wougelui uit 1481. Het is de wens van de stichting dat er zes nieuwe klokken aan de huidige twee Van Wouklokken worden toegevoegd. Vorige jaar gaf het college van B en W van Kampen groen licht voor het luidprogramma dat de stichting had ingediend.
De nieuwe klok wordt de ”sol” in de drieklank ”do-mi-sol” en zorgt volgens de stichting voor vergroting van het aantal luidmogelijkheden.” De klok weegt ongeveer 600 kilogram.
Orgels
Hoofdorgel
Jan Slegel bouwde tussen 1671 en 1676 een nieuw groot orgel in de Bovenkerk. Hij maakte gebruik van enig pijpwerk van het oude orgel van Jan van Covelen (1524). Een grote verbouwing, zowel voor wat betreft karakter als omvang, werd in 1742/1743 uitgevoerd door Hinsz. Het instrument had drie manualen en aangehangen pedaal, met 34 stemmen. In feite maakte Hinsz een nieuw orgel, met gebruikmaking van oude onderdelen en pijpwerk. De kassen werden ook geheel vernieuwd en vergroot. Op 10 oktober 1743 werd het werk gekeurd door Henricus Radeker uit Haarlem en Willem Bruijnier, organist te Kampen. Frans Caspar Schnitger en Heinrich Hermann Freytag breidden het instrument in 1788-1790 uit met zelfstandig pedaal en enkele tongwerken. Tevens maakten zij een borstwerk, echter zonder eigen (vierde) manuaal. In 1818 voerde Albertus van Gruisen werkzaamheden uit. Tevens breidde hij de dispositie van het orgel uit met een Carillon en een Trompet op het Borstwerk. De organist/amateur orgelbouwer Zwier van Dijk plaatste in 1866 enkele romantische stemmen op het orgel en maakte een eigen klavier voor het borstwerk. Tot slot werd door Jan Proper (zijn neef en opvolger) een Vox Célèste geplaatst in 1898. In 1952 vernieuwde Sanders de Vox Humana, en tevens maakte hij een nieuw pedaalklavier en een nieuwe orgelbank. Bij de grote kerkrestauratie vanaf 1955 werd het orgel in 1957 afgebroken en opgeslagen. Het pijpwerk werd op de zolder van de Broederkerk bewaard. Daar raakte een gedeelte nog beschadigd door brand. In 1965 werd door de firma J. de Koff het orgel weer gedeeltelijk opgebouwd. Het rugwerk werd herplaatst. In 1968 werden hoofdwerk en pedaal geplaatst. Na het faillisement van De Koff in 1971 werd de restauratie van het orgel in de jaren 1972-1975 voltooid door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. Er werd een nieuwe klaviatuur gemaakt in de stijl van Hinsz, met als voorbeeld de klavieren van de Martinikerk te Groningen. De restauratie werd uitgevoerd onder advies van Feike Asma, Willem Hendrik Zwart en dr. M.A. Vente. De situatie van 1790 werd als uitgangspunt genomen, maar met behoud van het vierde klavier en enkele stemmen uit de negentiende eeuw. Hiertoe werd een tweede bovenwerk ingericht, dat bespeelbaar gemaakt werd vanaf hetzelfde manuaal als het eerste bovenwerk. Het instrument werd op 13 december 1975 weer in gebruik genomen met een officiële overdracht door Maarten Vente en een concert door Willem Hendrik Zwart. Het orgel is in het voorjaar van 2000 door de firma Gebr. Reil geheel schoongemaakt. De windvoorziening is hierbij ook hersteld en de tremulanten zijn verbeterd. In 2016 is een nieuw pedaalklavier geplaatst, dat vier centimeter lager is geplaatst. Dit werk is uitgevoerd door de firma Reil.
- (Bron:Orgeldatabase)
Koororgel
In 1999 plaatste de firma Gebr. Reil uit Heerde een nieuw koororgel in de Bovenkerk. Het orgel werd aan de kerk geschonken door Henk Stoel, een inwoner van de stad Kampen.
- (Meer info:http://www.orgbase.nl/scripts/ogb.exe?database=ob2&%250=1001375&LGE=EN&LIJST=lang Orgeldatabase])
Bestemming
In de tijd dat de kerk voor de rooms katholieke eredienst werd gebruikt, is zij steeds parochiekerk geweest. In 1572, op 11 augustus, werd de stad namens de prins van Oranje ingenomen door graaf Willem van den Bergh, die zich echter al op 18 en 19 november van hetzelfde jaar moest terugtrekken. Gedurende deze drie maanden was de kerk in handen van de protestanten. Er is toen veel van het kostbare interieur verloren gegaan. In 1578 viel Kampen definitief in handen van Staatse troepen en kwam de kerk opnieuw ter beschikking van de protestanten. De kerk werd tot begin 2017 elke zondag voor de eredienst gebruikt door de Hervormde Gemeente, vanaf 2004 de Protestantse Kerk Nederland. Nu, vanaf 2017, cultureel centrum. .
In de media
- Uit Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant", 22 October 1942.
Het fraaie orgel in Kampen's oudste kerk, de Sint Nicolaas of Bovenkerk, wordt op het oogenblik weer in goeden staat gebracht. Vroegere geslachten hadden het instrument niet voldoende onderhouden. Het lag aanvankelijk in de bedoeling der kerkvoogdij ieder jaar in aansluiting op het gewone onderhoud, eenige herstellingen te doen verrichten, om het orgel langzamerhand weer op peil te brengen. Het bleek echter, dat daarmede te veel tijd gemoeid zou zijn. Te lang zou het dan hebben geduurd voor het weer goed zou kunnen worden bespeeld. Daarom besloot de kerkvoogdij het instrument in eens in orde te laten maken. Daarbij zal het voortaan van jaar tot jaar grondig worden onderhouden, zoodat het in de toekomst niet meer kan voorkomen, dat er een achterstand ontstaat. Deze achterstand is nu bijna geheel ingeloopen, zoodat het bekende orgel als van ouds een kostbaar onderdeel vormt van het schoone kerkgebouw. Volgens mr. J. Nanninga-Uitterdijk, in leven archivaris van Kampen, werd het orgel van 1670—1676 door Johan Sleger gemaakt. Het werd wegens het verzakken van den toren eerst tegen een zijwand van de kerk geplaatst, maar in 1686 aan den torengevel opgesteld en van lofwerk voorzien. In 1789 werden door de orgelmakers Schnitger en Freytag te Groningen nog verschillende verbeteringen aangebracht.
- Uit Contactbrief 145/2021,
Aan de kop van de Oudestraat in Kampen staat hoog en vroom de Bovenkerk. Maar, de kerk baart zorgen. Er zitten scheuren in de gewelven. In de torenkamer, rechtsonder het grote orgel van Hinsz, zitten Jan Quintus Zwart, manager Bovenkerk Kampen, en John Engelsman, voorzitter van de Stichting Bovenkerk Kampen. Beiden houden van de kathedraal van Kampen. En beiden zijn bezorgd. In 2017 is de toren van de Bovenkerk voor anderhalf miljoen euro gestabiliseerd en opnieuw gefundeerd. Bij dat karwei kwamen op de torenwand achter het orgel scheuren in het stucwerk aan het licht. Afgelopen voorjaar bleek tijdens een inspectie van monumentenzorg dat de problemen groter zijn dan gedacht. Ook in de beide zijbeuken van de kerk werden scheuren in de gewelven vastgesteld. Hoe groot de financiële schade is, moet nog blijken, zegt Zwart. „Maar je kunt met het blote oog op verschillende plekken zien dat het niet zomaar om wat los pleisterwerk gaat. Deze schade is fors.” Engelsman: „Deze kostenpost was niet begroot en was dus niet opgenomen in het meerjarenplan voor de Bovenkerk. Deze restauratie kan echter geen jaren vooruit geschoven worden. ”Eigenaar van de Bovenkerk is nog steeds de protestantse gemeente Kampen. Sinds 2017 worden er in de Bovenkerk echter geen kerkdiensten meer gehouden. En met een krimpend ledenbestand kan de protestantse gemeente de lasten van deze restauratie niet dragen. Financiering moet komen uit subsidies en fondswerving. Er lopen al gesprekken met de burgerlijke gemeente, de provincie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Stichting Bovenkerk Kampen, die als doel heeft het voortbestaan van de Bovenkerk veilig te stellen, ziet in de huidige problematiek ook nieuwe kansen. Engelsman: „Wij willen dit beeldbepalende gebouw onder de aandacht brengen. De huidige problemen zorgen ook voor nieuwe reuring. De vraag is nu of we met elkaar dit gebouw voor de toekomst kunnen bewaren.” De onrust in 2017 rond het kerkelijke besluit om de Bovenkerk af te stoten was groot, zowel binnen als buiten de stad Kampen. Engelsman: „Misschien is het nu de kerk zelf die het signaal afgeeft dat het op deze manier niet goed gaat. De Bovenkerk roept om aandacht.”