Handelingen

Nijmegen, Berg en Dalseweg 81 - Kapel St. Canisiuscollege (1906 - 1987)

Uit Reliwiki


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: Kapel St. Canisiuscollege
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Gelderland
Gemeente: Nijmegen
Plaats: Nijmegen
Adres: Berg en Dalseweg 81
Postcode: 6522BA
Sonneveld-index: 12040
Jaar ingebruikname: 1906
Architect: Kropholler, A.J.
Huidige bestemming: gesloopt
Monument status: Rijksmonument 46805

Geschiedenis

Kapel Canisius-Mater Dei College, vrijstaand gesitueerd achter de linkervleugel van het grote schoolcomplex. Deze vroege Krophollerkapel was vanaf de openbare weg alleen zichtbaar vanuit de Museum Kamstraat. Deze belangrijke kapel is tamelijk onverwachts en geruisloos gesloopt in 1987.

Beschrijving RCE van het schoolgebouw

Het grote monumentale Canisiuscollege zelf, profaan hoofdwerk van architect N. Molenaar, werd in deze tijd (jaren 1980) ook bedreigd met sloop. Dit is echter wel Rijksmonument 46805 geworden, na acties voor behoud door diverse organisaties, o.a. het Cuypersgenootschap.

Het "Canisiuscollege", genoemd naar de in 1521 te Nijmegen geboren en in 1925 heilig verklaarde Jezuiet Petrus Canisius: in 1898-1900 naar ontwerp van architect N. Molenaar in opdracht van de paters Jezuieten, in neo-renaissance stijl opgetrokken gebouwencomplex ten behoeve van het eerste Nederlandse R.K. Gymnasium (in- en externaat), dat voldeed aan de in de wetten op het bijzonder onderwijs (1900 en 1905) gestelde eisen om door het Rijk als zodanig erkend te worden en dat derhalve te beschouwen is als een belangrijk symbool voor de katholieke emancipatie. Gebouwencomplex oorspronkelijk bestaande uit een parallel aan de Berg- en Dalseweg gelegen noordvleugel, waarop haaks staande drie onderling verbonden zijvleugels, die tesamen twee binnenplaatsen omsloten.

De bescherming betreft de aan linker- en rechterzijde even omlopende aan de Berg- en Dalseweg gelegen in oranje-rode baksteen opgetrokken, twee respectievelijk drie bouwlagen omvattende, hoofdvleugel uit 1898-1900 en is aangegeven op de bijbehorende tekening; hierin zijn onder andere ondergebracht:de grote hal (midden), spreek-, woon- en slaapkamers der professoren (tussenleden), twee trappehuizen (direct aansluitend op de tussenleden), de studiezaal der externen, de grote en de professoren-bibliotheek (links), de ontvangstzaal en de congregatiekapel (rechts), heeft (een) trapsgewijs uitspringend(e) midden- en zijrisaliet(en), ten dele onder hoge schilddaken met op de nok (bij trappehuizen nok I straat; overige // straat) fraai smeedijzeren hekwerk en met kleine, houten, met leien gedekte dakkapellen met luik, ten dele onder insteekkappen tegen topgevels met pinakels en rondboognissen en -vensters en voor het overige evenals de tussenleden, die aan de voorzijde elk drie gemetselde dakkapellen met topgevel en 4-ruits venster hebben, onder omlopende schilddaken. De gevels hebben hardstenen plinten en waterlijsten, natuurstenen horizontale banden en dito negblokken en sluitstenen bij de vensters, hebben rondgesloten vensters met hoofdzakelijk houten, doch deels ook natuurstenen, rechtgesloten 2-, 3- en 4-ruits ramen en met siermetselwerk in gele en rode baksteen en ten dele rondboogtraceringen in de boogvelden, zijn afgesloten aan de uiteinden met een reeks rondgesloten blindnissen en voor het overige met een rondboogfries, waaronder, bij de trappehuizen een reeks rondgesloten blindnissen, en zijn overvloedig voorzien van smeedijzeren sierankers. In het middenrisaliet bevindt zich de door rijk gedecoreerde en anno 1890 gedateerde dubbele pilasters omsloten hoofdingang met gesneden dubbele paneeldeur, 4-ruits bovenlicht en erboven een balcon met fraai smeedijzeren hek en rustend op gebeeldhouwde dubbele consoles, die neerkomen op de dubbele pilasters. Bij het rechter zijrisaliet zijn in 1925 ter hoogte van de eerste verdieping op consoles en onder baldakijns aangebracht de door Egidius Everaerts vervaardigde beelden van de vier jezuieten heiligen (H. Ignatius, H. Aloysius Conzaga, H. Franciscus Borgia en H. Stanislaus Kostka) en daarboven een groot rondgesloten kerkvenster (twee doubletten met rondboog-, cirkel- en visblaastracering). Aan de achterzijde bevindt zich bij elk der binnenplaatsen op de begane grond een inpandige, oorspronkelijk open, doch later met vensters gesloten galerij, aan de rechterzijde overkluisd door gemetselde kruisribgewelven, rustend op gemetselde pilasters (binnenzijden), zandstenen kolommen (midden) en gemetselde pijlers met zandstenen hoekkolommen, alle met hardstenen basement en polygonale bladkapitelen van zandsteen, en aan de linkerzijde met vlakke overdekking, rustend op gemetselde pilasters en kruispijlers met hardstenen basementen.

Van het qua hoofdopzet en detaillering in belangrijke mate nog gave interieur zijn speciaal van belang:

  • de in schoon siermetselwerk van rode en gele baksteen uitgevoerde hal met in het midden een houten lichtkap met glas-in-lood raam, met rondom op de begane grond een door gemetselde kruisribgewelven overkluisde galerij met gemetselde pilasters en roze marmeren kolommen en op de eerste en tweede verdieping vlakgedekte galerijen met gemetselde pilasters en muurstijlen, zandstenen kolommen en smeedijzeren hekken, alle pilasters en kolommen voorzien van (op de begane grond zwart gepolijste) zandstenen basementen en gebeeldhouwde kapitelen, en alle muurstijlen van dito consoles; direct hierop aansluitend en qua vormgeving overeenkomend de door kruisribgewelven overkluisde entree.
  • de vanaf de eerste verdieping in vijf etages opgebouwde grote bibliotheek met langs de korte zijden vier en langs de lange zijden drie grenehouten galerijen met trappen en kasten langs de wanden.
  • de ontvangstzaal, waarvan de ruimte onderverdeeld is door twee paar rondbogen, rustend op een marmeren kolom (midden) en gepleisterde pilasters, alle met vergulde, gebeeldhouwde kapitelen en zwart gepolijste zandstenen basementen; tegen de NO-gevel een gebeeldhouwde zandstenen schouw met zwart marmeren dekplaat.
  • de congregatiekapel met een vier traveeën lang schip voorzien van houten tongewelf, en twee traveeen lang, smal, rechtgesloten koor met tongewelf en aan weerszijden een sacristie, waartegen aan de schipzijde hoge rondboognis ten behoeve van de zij-altaren; neo-gotisch hoofdaltaar, neo-gotische banken en grotendeels oorspronkelijke schilderijen van Albert Arens uit 1908; in de NO-gevel per travee een rondboogvenster, evenals het grote koorvenster, in 1950 voorzien van glas-in-lood ramen van Max Weiss.

Van het beschreven oorspronkelijke gebouwencomplex, is op uitdrukkelijk verzoek van de opdrachtgever, om wille van representatie een zwaar accent gelegd op de voorvleugel, zowel door middel van de architectonische vormgeving, als door middel van materiaalgebruik, detaillering en decoratie. Als zelfstandige eenheid binnen het oorspronkelijk complex, is deze vleugel te beschouwen als een der meest rijke, gave en monumentale voorbeelden van zowel neo-renaissance architectuur, als van scholen-, klooster- en internaatsbouw rond 1890, zijnde het hoofdwerk der profane bouwwerken van architect N. Molenaar (1850-1930) en tevens een belangrijk symbool van de katholieke emancipatie, als zodanig van algemeen belang uit oogpunt van sociale, cultuur- en architectuurgeschiedenis.

N.B. Bij de omschrijving behoort tevens een plattegrond waarop de omvang van de bescherming (ex artikel 9 Monumentenwet) door middel van een arcering is aangegeven.

Afbeeldingen