Rhenen, Kerkplein 1 - Cunerakerk
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Cunerakerk |
Genootschap: | PKN Protestantse gemeente Rhenen |
Provincie: | Utrecht |
Gemeente: | Rhenen |
Plaats: | Rhenen |
Adres: | Kerkplein 1 |
Postcode: | 3911LE |
Sonneveld-index: | 04238 |
Jaar ingebruikname: | 1428 |
Architect: | |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 32453 (kerk); 32454 (toren) |
Geschiedenis
Grote historische kerk met unieke hoge toren (82 m).
De Cunerakerk in zijn huidige vorm is gebouwd in de 15de eeuw, rond 1450. Eigenlijk was het een grondige verbouwing van het gebouw dat er al stond. Die kerk droeg de naam Sint Pieter. Waarschijnlijk was het een stenen kruisbasiliek. De oudste onderdelen van de kerk zijn het koor en de sacristie, waarmee vermoedelijk aan het eind van de 14de eeuw werd begonnen. Het koor heeft een sobere laatgotische stijl, uitgevoerd in baksteen. Dezelfde stijl is ook terug te vinden in het transept, waarvan de oostgevel van het zuider transept het meest oorspronkelijk lijkt.
Rond het midden van de 15e eeuw zou men met het schip begonnen zijn. Deze zou in eerste instantie dezelfde traveeverdeling gehad hebben als het koor en transept. Veel is hierover niet duidelijk. Het is mogelijk dat het schip aan beide zijden smalle lage zijbeuken hebben gehad. Een gegeven hiervoor zal kunnen zijn de nooit gebouwde zuider zijkoor, die volgens het zelfde principe gebouwd had moeten worden als de sacristie aan de noordzijde. Hoewel de zuider zijbeuk nooit gebouwd is, is er wel een dichtgemetselde opening waar te nemen in het interieur van de oostwand van het zuider transept. En mogelijk zou dit kapel in het verlengde hebben gelegen van de zuider zijbeuk.
Door de toename van de verering van Sint Cunera, was er behoefte aan vergroting van de kerkruimte. In overeenstemming met de stijl van de tijd werd het schip van de kerk rond 1450 omgebouwd tot een zogenaamde hallenkerk. Dat is een ruimte waarin het schip en de zijbeuken een even hoog gewelf hebben. De kerk maakt daardoor een brede ruimtelijke indruk. De architectuur van deze verbouwing is flamboyanter uitgevoerd dan het koor en het transept. Aan de noordzijde kwam een hoge brede zijbeuk die gelijkwaardig is aan het middenschip. Aan de oostgevel van het noorder transept is te zien dat er waarschijnlijke een grote noorder zijkoor gepland stond. Deze zou in het verlengde van de nieuwe noorder zijbeuk komen, maar is uiteindelijk niet uitgevoerd waardoor nu een grote dichtgemetselde opening te zien is. Door de uitbreiding zou het 14de eeuwse sacristie worden gesloopt.
Aan de zuidzijde van middenschip zijn twee zijbeuken gebouwd. Deze zijn smaller dan het middenschip en de noorder zijbeuk. Lijkt het dat het noorder transept op te gaan met de noorder zijbeuk, zo bleef de vorm van het zuider transept gehandhaafd. In de wanden aan de westzijde van het zuider transept zijn twee scheibogen aangebracht. Boven in de muur zijn de vensters van het transept nog te herkennen. De buitenwanden van de zuider zijbeuk zijn gelijk getrokken met de zuidgevel van het zuider transept. Aan de noordzijde steekt het noorder transept nog uit.
Hoe de merkwaardige traveeverdeling van het schip en zijbeuken tot stand gekomen zijn is niet te achterhalen. De drie traveeën worden namelijk vanaf het transept steeds smaller. De travee direct naast het transept is zelfs breder dan het transept zelf. Misschien heeft dit te maken met de portalen die hierin zijn aangebracht. De rijkere detaillering van de buitengevels valt op door het gebruik van natuursteen. De steunberen bevatten inkepingen met fraai gedecoreerd natuursteen. Ze worden afgesloten door pinakels en een balustrade. Aan elk steunbeer is een waterspuwer aangebracht voor het afvoeren van regenwater. De spuwers zijn vormgegeven in dier, mens en fabelfiguren. Ook de portalen in de zijbeuken zijn vervaardigd in natuursteen. Het noordelijke portaal is minder flamboyant uitgevoerd dan het zuidelijke portaal. Het noordelijke portaal heeft een deurlijst met afgevlakte bogen, waardoor een breedte werking ontstaat (zgn. ellipsboog), dat karakteristiek is voor de 15de eeuw. Dit in tegenstelling tot de spitsboog die de hoogtewerking versterkt. Het zuidelijke portaal, ook wel Rijnportaal genoemd, is een mooi voorbeeld van de Laatgotische architectuur. De deurlijsten zijn gedecoreerd met fraai maaswerk met uitstekende neuzen. Het portaal wordt afgesloten door een klokvormige top versierd met hogels en wordt afgesloten met een kruisbloem. In een nisje staat een uil die symbool staat van wijsheid. Op de steunberen direct naast het portaal zijn aan elke zijde zes consoles aangebracht met daarboven gedecoreerde baldakijnen. Hier hebben in het katholieke tijdperk heiligbeelden gestaan. Omdat het twaalf zijn zou het goed mogelijk zijn dat dit de 12 apostelen zijn geweest.
De kerk bezit enkele zeldzame bezienswaardigheden, namelijk fraai gebeeldhouwde koorbanken en een daarbij behorende sedilia, een priesterzetel. Daarnaast een doksaal, een stenen koorafsluiting, versierd met symbolische voorstellingen. Zowel de koorbanken als het doksaal stammen uit de 16de eeuw en zijn mooie voorbeelden van de Noord-Nederlandse Renaissance.
Cuneratoren
De Cunerakerk van Rhenen dankt zijn bekendheid vooral aan de markante 82 meter hoge toren, die het beeld van het stadje bepaalt. De toren is gebouwd tussen 1492 en 1531 dat aangeven staat in een tekst op het gewelf van het torenportaal. Aan de noordzijde staat de tekst: “Deze Toorn is Begonne Te Bouwen Daegs Voor Pancras Sijnde XII Mayo In Den Iare 1492” en aan de zuidzijde: “Ao MDXXXI Den XXII Mayo is Desen Thooi Voltoit”. De toren is een fraai schepsel van de Laatgotiek en is opgebouwd in drie geledingen die geleidelijk smaller worden. De toren behoort tot de groep van torens van de zogenaamde Utrechtse torenschool, met de Utrechtse Domtoren als grote voorbeeld. De onderste geleding is vierkant van vorm, en herbergt twee verdiepingen, waaronder een cel, en bezit diepliggende raamnissen. De tweede geleding is smaller en deels achthoekig. Als men de toren overhoeks bekijkt, kun je door de toren heen kijken. De derde geleding is geheel achthoekig en herbergt het carillon. De spits bestaat uit een klokvormig dak met een koepeltje. Deze afdekking wijkt af van het origineel.
- Brand
Op zaterdag 4 september 1897 brandde de toren uit na blikseminslag. De brand maakte destijds veel tongen los. Kort tevoren was de kerk gerestaureerd en men drong erop aan een bliksemafleider op de hoge toren te plaatsen. De gemeenteraad vond die uitgave te duur. Toen door blikseminslag de toren uitbrandde, gingen nagenoeg alle klokken verloren.
De toren werd gerestaureerd door de bekende architect Pierre Cuypers (1827 - 1921). Hij maakte een nieuw ontwerp voor de spits aan de hand van een schilderij van de bekende schilder Pieter Janszn. Saenredam uit de 17e eeuw. De spits werd hoger uitgevoerd en kreeg vergulde pinakels, dakkapellen en een opengewerkte uivormige bekroning. Verder verving hij natuursteen. De diepe raamnissen voorzag hij van een tracering, en hogere pinakels werden op de eerste trans geplaatst. Ook herstelde hij de balustrade van de diepe raamnis van de eerste geleding, waarvan nog een restant op de toren aanwezig was.
Reformatie
Het doksaal in de Cunerakerk werd tussen 1550 en 1560 gebouwd in Renaissancestijl. Het koor werd van de rest van de kerk afgescheiden. Het hoofdaltaar bevond zich tot de Reformatie voor dit doksaal. Toen de kerk in handen kwam van de Reformatie, verdwenen de altaren en de heiligbeelden. Maar het doksaal bleef gespaard. De kansel kwam voor het doksaal te staan en er kwamen vaste banken, waaronder een herenbank.
Ook de 16de eeuwse koorbanken en de sedilia (priesterzetel) zijn nog restanten van het katholieke verleden van de Cunerakerk. De koorbanken zijn van eikenhout en zijn voorzien van houtsnijwerk, bestaand uit 16de eeuwse grotesken.
De sedilia heeft op de hoeken van de overhuiving de afbeeldingen van hoop (anker) en geloof (kruis). De bekroning wordt versierd met een saterkop in een rolwerkcartouche. De koorbanken en sedilia zijn mooie voorbeelden van de Hollandse Renaissance.
Oorlogsschade.
In de meidagen van 1940 kregen kerk en toren nauwelijks te lijden van het oorlogsgeweld. Tijdens de bezetting vond een restauratie plaats. Daarmee was al begonnen, nadat in 1939 een deel van de kerk instortte. Maar in het voorjaar 1945 ging het echt goed mis. Op dinsdag 24 april 1945, tien dagen voor de bevrijding, gooiden Engelse bommenwerpers achttien bommen op de toren. Men dacht dat de toren door de Duitsers als uitkijkpost werd gebruikt. De schade was enorm: de spits lag overdwars op het achtkant; één pijler was finaal weggeslagen, en in de gewelven van de kerk gaapte een enorm gat en het nieuwe orgel lag onder een stapel puin.
Restauratie
Er is alweer een grote restauratie nodig na de oorlog en de architect voor kerk en toren wordt Boeyinga, die ook betrokken was bij de restauratie van de Arnhemse Sint Eusebiuskerk. De restauratie van de kerk loopt voorspoedig. Maar voor de toren begint een lijdensweg van fouten en vergissingen. Omdat er geen zandsteen meer verwerkt mag worden (i.v.m. stoflongen) kiest men voor de restauratie Baumbergersteen, dat men eerst in de open achtkant, samen met de overgebleven tufsteen verwerkt. Ook komt er een nieuwe eikenhouten koepel op de spits. Voor het ontwerp werd uitgegaan van het ontwerp van Cuypers. Maar vlak na de oorlog was er geen goed gedroogd hout te koop en men gebruikt maar half gedroogd hout. Daarna zakt men af naar de tweede geleding waar men weer Baumbergersteen gebruikt. De architect is inmiddels de heer Wijma uit Velp geworden. Helaas blijkt dat het Baumbergersteen zeer snel verweert, en op de tweede geleding wordt deze steen nu door de lichtkleurige Muschelkalk vervangen. In 1968 wordt ook de Baumberger steen van het open achtkant vervangen. Voor de balustrades wordt basaltlava toegepast. Ook is het lood van de koepel door het natte hout gaan oxideren en moest vervangen worden. Tijdens de restauratie van Boeyinga en Wijma zijn veel wijzigingen die Cuypers heeft toegepast ongedaan gemaakt of verbeterd. De hoge pinakels op de eerste trans zijn vervangen door lagere, de gereconstrueerde flamboyante balustrade van de raamnis op de eerste geleding is versoberd met een balustrade met open spitsbogen met een driepas. Ook de tracering van de grote raamnis werd vervangen door een simpel gaffeltracering. Men wilde ook de veertien beelden waarvan de laatste in 1945 gesneuveld waren, door nieuwe vervangen. Drie beeldhouwers maken proefbeelden. Aan de Rotterdamse beeldhouwer Meindert de Boer wordt de eer gegund om veertien beelden in middeleeuwse trant voor de toren te houwen. In de zomer van 1976 is het laatste beeld geplaatst en de toren is geheel gerestaureerd en, zoveel mogelijk, in oorspronkelijke staat hersteld.
Doksaal
Een van de hoogtepunten van het interieur is het Vroegrenaissance doksaal (± 1550-1560) die het koor van de rest van de kerk afsluit. Het woord ‘doksaal’ komt waarschijnlijk van het Latijnse woord ‘doxologie’, wat ‘lofprijzing’ betekent. Door het afsluiten van het koor kregen de geestelijken een eigen ruimte voor hun dagelijkse liturgie. Het doksaal diende als kansel en als zangerstribune: de lezingen, gebeden en gezangen voor het kerkvolk vonden vanaf het doksaal plaats. Het doksaal is vervaardigd van wit zandsteen en de tribune wordt gesteund door vier zuilen van roodgeaderd Dinants marmer. Om zo’n doksaal te laten vervaardigen moest de kerk over ruime middelen beschikken.
Aan het doksaal zijn door beeldhouwwerk twee thema’s voorgesteld. Het eerste is de ‘Drie Levensfasen’ en het tweede de ‘De deugden’. Het eerste thema wordt uitgebeeld door zes hermen in de van pilaarfiguren. Bij het tweede thema worden de deugden als vrouwfiguren uitgebeeld. De hermen geven in paren (man en vrouw) de levensfasen weer: de jeugd, de volwassenheid en de ouderdom. De aap en de leeuw staan resp. voor onbezonnenheid en moed of kracht. De dood is verbonden met de oude, wijze man met boek. In de zwikken staan de deugden afgebeeld. De Drie Goddelijke en de Vier Kardinale deugden: Geloof met kruis, Hoop met anker, Liefde met moeder en kinderen; Gerechtigheid met weegschaal en zwaard, Voorzichtigheid met spiegel, kracht met zuil, Machtigheid met schalen. Om het achttal velden te vullen werd de deugd Waakzaamheid met lamp, toegevoegd.
Monumentomschrijving Rijksdienst
Kerk
Nederlands hervormde kerk (Cunerakerk). Laatgotisch steen overwelfd hallenkerk met dwarsschip, enkel koor. Kerk gebouwd XIV, koor en transept tot XV. Middenschip en zijbeuken. 1940 schade, 1945 grotendeels verwoest. Inwendig marmeren doksaal.
Toren
Toren Nederlands hervormde Kerk. Toren dankzij bedevaarten in de jaren 1492-1531 tot stand gekomen. Laatgotisch werk. Herstellingen aan toren 1897, 1934, 1940, 1945. Klokkenstoel met klok van J. Tolhuis, 1555, diam. 139,4 cm.
Orgels
Hooforgel
Het hoofdorgel is in 1957 gebouwd door de firma Gebr. Van Vulpen (Utrecht). In 1980 plaatst Van Vulpen de tot dan toe nog ontbrekende registers van het Hoofdwerk, Rugwerk en Pedaal, alsmede het gehele Borstwerk, al wordt dit anders ingevuld dan in 1957 gepland en vertegenwoordigt het klankbeeld een andere wereld. In plaats van de in 1957 geplande Spitsgamba 8' van het Hoofdwerk komt een Cornet. In 1999 vervangt Van Vulpen de Mixtuur van het pedaal door een Subbas 16' waarvan de pijpen eerder dienst deden (1960: Holquintadena 16') in het voormalige Pels-orgel van de Hervormde Kerk te Renkum. Begin 2010 heeft groot onderhoud plaatsgevonden waarbij naast herstelwerkzaamheden ook intonatieveranderingen zijn doorgevoerd, waarbij gepoogd is het oorspronkelijke klankbeeld uit 1957 niet al te veel aan te tasten (met uitzondering van het Borstwerk). De werkzaamheden zijn uitgevoerd door Van Vulpen Orgelbouw. Adviseur was ir. Henk Kooiker.
- (Meer info:Orgeldatabase)
Koororgel
Het koororgel is in 1971 gebouwd door de firma Fama & Raadgever (Utrecht) voor de aula van de Chr. Pedagogische Academie “Jan van Nassau” te Utrecht (de latere Marnix Academie). In 2006 plaatst de firma Gebr. Van Vulpen (Utrecht) het als tijdelijk orgel in de kerk van de Evang. Broedergemeente te Zeist, tijdens de restauratie van het Witte-orgel aldaar. In 2007 plaatst Van Vulpen het in de Cunerakerk. Het is overigens nog steeds eigendom van de Marnix Academie te Utrecht.
- (Meer info:Orgeldatabase)
Concerten
De jaarlijkse orgelconcerten worden vanaf 2009 georganiseerd door de St. Musica Cunera. De serie heeft een Internationaal karakter. Vele bekende Internationale en Nationale organisten hebben concerten gegeven. Voor actuele informatie: Website van de Cunerakerk.
In de media
- Uit Het Nieuws van den Dag, 9 September 1897.
Uit Rhenen schrijft men ons: Was het Zondag verbazend druk geweest van belangstellenden, die naar den verbranden toren en kerk kwamen zien, niet minder op Maandag en Dinsdag. Zondagavond omstreeks 7 uur smeulde de kerk nog sterk en was hier en daar aan den toren nog een vlammetje te ontdekken; maar de felle regen, welke dien avond op de rookende massa neerviel, deed Maandagmorgen van brand niet anders ontdekken dan het afgebrande dak der kerk en den uitgebranden toren, waarin op den grond de neergevallen klokken, voor het grootste deel aan stukken, en het ijzeren uurwerk op het rookende puin lag. Reeds Maandagmorgen waagde onze moedige opzichter, de Heer Huiting, die gedurende den geheelen brand onvermoeid was werkzaam geweest, zich boven op den toren met een paar stadswerkers, en verklaarde, dat de muren van den toren nog even sterk als vroeger waren, zoodat niets omver of omlaag zou gehaald moeten worden, uitgenomen enkele stukken der bovenste balustrade, waarop Zaterdagavond de brandende koepel was gevallen. Deze stukken werden op den dag verwijderd, waardoor een groot deel van 't gevaar verdween. De aloude Cunerakerk werd door honderden menschen bezocht. Op de plaats, waar 't prachtige orgel heeft gestaan, is niets dan een open ruimte, welke in den geheel uitgebranden toren uitzicht geeft, terwijl de kerk vooral aan het dak zeer veel geleden heeft. Banken, preekstoel en het eenig schoone oksaal zijn gelukkig geheel behouden gebleven, evenals de kunstig van snijwerk voorziene banken uit het midden der 16e eeuw in de consistoriekamer. Het schoone oksaal is een op zuilen of bogen rustende hooge tribune, op welke de kerkzangers in vroeger eeuwen hunne plaats hadden; alleen in de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch en in de St. Joriskerk te Amersfoort kan men nog zulke oksaals zien. Het oksaal in de kerk te Rhenen rust op vier schoon bewerkte zuilen van rood geaderd marmer. Volgens den renaissance-stijl van het half verheven beeldwerk is het uit het begin der 16e eeuw en misschien, evenals het vroegere orgel, dat in 1527 naast dit oksaal geplaatst werd, een geschenk van Paus Adriaan VI. Onder dit orgel was vroeger het Pauselijk wapen geschilderd, hangende aan een grooten witten strik, waarop de woorden: „Adrianus, Papa Sixtus". Sedert dit orgel door een zeer schoon, klankvol instrument is vervangen aan de andere zijde der kerk, zag men het wapen van Paus Adriaan, van Utrecht, ter linkerzijde onder dit orgel aangebracht. Het was een in vier vakken verdeeld schild, waarvan de vakken één en drie een drietal scheepstimmermanshaken en de beide andere klimmende leeuwen bevatten.
Van dit prachtige orgel is totaal niets overgebleven; de Rhenensche kerk heeft daardoor een instrument verloren, dat niet licht te vergoeden is. Het orgel was voor 13 duizend gulden verzekerd.
Dinsdagmorgen is men begonnen met de opruiming op het dak der kerk. Wijl dit geheel verwulfd is, heeft het aan de vlammen kunnen weerstand bieden, maar het schijnt toch meer geleden te hebben dan men eerst dacht. Ook is men onder den toren met het opruimen begonnen. De prachtig groote klokken, die meesterstukken van gietkunst uit vroegere eeuwen, liggen aan stukken en brokken; de toren is van binnen net een zeer wijde schoorsteen, bedekt door het kluis van den bovensten omloop, waaraan nog een der grootste klokken is blijven hangen. Daar men vreest, dat deze klok ook nog naar beneden zal vallen, is de toegang onder den toren geheel met planken afgezet. Dinsdagmiddag werden de toren en de kerk bezocht door den Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht. Een fraaie afbeelding van den verbranden toren aldaar wordt gevonden in den stads- en dorps-almanak Bethel voor het jaar 1896. Mej. M.W. Maclaine Pont geeft bij dat plaatje een klein opstel, minder over den toren en de kerk, meer over de heilige Cunera, de patrones er van. Op de plaats, waar indertijd haar eenvoudige hut stond en waar ze 't leven liet, 453, werd de kerk met den schoonen toren gebouwd.
- Uit Het Nieuws van den Dag, 12 December 1898.
De meeste lezers van dit blad zullen zich nog herinneren, dat op 4 September van het vorige jaar de bliksem in den toren van Rhenen sloeg, waardoor zoo'n felle brand ontstond, dat de toren geheel uitbrandde en van de kerk dak en orgel in vlammen opgingen. Duizenden uit alle oorden van het land hebben toen een bezoek aan deze ruïne gebracht, en algemeen bejammerde men 't, dat de toren, dat kunststuk van bouwwerk uit vroeger eeuwen, scheen verloren te gaan. Door velen werd op het onverantwoordelijke gewezen, dat de toren niet van een bliksemafleider was voorzien.
Gedurende vele maanden stond de toren, van een noodkapje voorzien, als een uitgebrande schoorsteen, totdat de hooge Regeering een subsidie van 20 duizend gulden toezegde en de gemeenteraad van Rhenen het ontbrekende kapitaal wist te vinden, waardoor op den 28n Mei de herstelling van den toren kon aanbesteed worden. Voor de som van ƒ 43.375 werd aan den bekenden aannemer, den Heer N.J.H. van Groenendaal, te Hilversum, het werk gegund. 't Duurde echter tot 27 Juni, voor men met de werkzaamheden begon, door in den toren een hulpvloer te bouwen, waarboven weldra meerdere zolders volgden, totdat men binnen enkele weken het bovenste deel van den toren kon bereiken en de eenig overgebleven klok van het bovenste kluis kon loswerken en in een ijzeren stoel op een der zolders plaatsen. Met grooten spoed ging het werk, onder leiding van de heeren E. Stoks, opzichter van den Heer Van Groenendaal, en D. Hoiting, opzichter der gemeente, voort, zoodat men op den 31en Augustus, verjaardag onzer Koningin, voor het eerst na den brand de heldere tonen van de overgebleven klok over Rhenen's huizen hoorde klinken. Ieder inwoner van Rhenen liep uit, om deze vreugdevolle klanken op te vangen, en toen van het hoogste punt der nieuwe spits onze driekleur vroolijk wapperde, had ieder een woord van lof voor die weinige flinke mannen, die in drie maanden zóó ver met de herstelling van den toren gevorderd waren, dat op dezen Kroningsdag Neerlands vlag aan in- en omwoners vertelde, dat de spits weldra klaar zon zijn. Toen daarop een der werklieden, staande op het hoogste punt tegen den vlaggestok, het Kroningslied van den Heer C.J. Voortman met heldere stem zong, kende de geestdrift van Rhenens bewoners geen grenzen en had men in een oogenblik een aardig sommetje opgehaald, om de werklieden van den toren te onthalen. Hoe meer de spits haar voleinding naderde, hoe beter men kon zien, dat ze veel mooier van teekening en vorm zou worden dan de afgebrande spits. Deze nieuwe spits, ontworpen en geteekend door Dr. P.J.H. Cuypers, architect van het werk, naar een teekening van Pieter Saenredam van het jaar 1644, is, volgens alle deskundigen, dan ook veel mooier dan de afgebrande. Op den 7en October j.l. was de spits zoo ver gevorderd, dat de haan op het kruis kon geplaatst worden, en algemeen hoorde men: „Ziezoo, nu kunnen we weer zien waar de wind vandaan komt; nu nog een uurwerk, en dan is Rhenen weer klaar." Enkele dagen na het plaatsen van den haan is door den Heer W.C. 0lland, uit Utrecht, Rhenens toren van een bliksemafleider voorzien. Deze bliksemafleider, geheel volgens het systeem van Dr. Maurits Snellen, bestaat uit een massief koperen stang van 130 M. lengte en 8 mM. dikte, zit onmiddellijk aan den muur, zonder porseleinen isolators, loopt door den haan en steekt enkele dM. er boven uit, zonder platinapunt. Dr. Snellen beweert, dat zoon platinapunt niet noodig is, mits de afleider uit één draad bestaat. De bliksemafleider loopt zonder buis uit in een der nabijzijnde putten en is van een grondplaat voorzien. De nieuwe spits, die nu geheel klaar is, is circa 5 M. hooger dan de vorige. De hoogte van de muurplaat van het achtkant boven de straat is 61.5 M., terwijl de hoogte van de muurplaat tot den dwarsarm van het kruis is 16.15 M. en de breedte over het achtkant van het muurwerk 6.98 M. Dat de toren door den brand veel geleden heeft, zal men kunnen begrijpen uit het feit, dat 162 M3 Bentheimer zandsteen voor restauratie moeten verwerkt worden.
De eenig overgebleven klok heeft een gewicht van plm. 2000 K.G.; om den rand staat het volgende te lezen:
JAN • TOLHUIS • ME • FECIT • FRATRES • SCIENTES • QVIA • HORA • EST • JAM • NOS • DE • SOMNO • SVECERE • NVNC • ENIM • PROPIOR • EST • NOSTRA • SALVS • QVAM • CVM • CREDIDIMVS • AD • ROMANOS 13 PAVLVS.
Hieronder staat een beeld met een groot zwaar 1555. Hetwelk vertaald wil zeggen: Jan Tolhuis heeft mij gemaakt. Broeders wetende dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want de zaligheid is ons nu nader dan toen wij (eerst) geloofden, Rom. 13 : 11. Nu de spits geheel klaar is, kunnen we ieder, aanraden een bezoek aan Rhenen te brengen en dan den toren te beklimmen; de steenen trap, die omhoog voert, is zonder eenig gevaar; ook door dames te beklimmen. Boven in den koepel, omgeven door een stevige omheining, ontplooit zich voor den toeschouwer het schoonste panorama. De torens van Utrecht, Amersfoort, Arnhem, Nijmegen, Osch, Den Bosch, Tiel, Bommel, enz., kan men bij helder weer duidelijk onderscheiden, en ieder staat verrukt over het schoone vergezicht, dat men in genoemden koepel heeft.
- Uit Het Nieuws van den Dag, 29 November 1899.
Uit Rhenen meldt men ons: Zondag werd in de herbouwde Cunerakerk voor het eerst weder een godsdienstoefening gehouden. Voorganger was Ds. W. De Lange. Eene ruime schare, waaronder velen van elders, vulde het kerkgebouw. Ds. De Lange sprak naar aanleiding van 1 Corinthe III, vers 9. Aan het slot zijner rede droeg hij het kerkgebouw op aan het bestuur der gemeente, aan hetwelk hij dank bracht voor de ondervonden medewerking bij den herbouw der kerk. Ook richtte hij een woord van dank tot de kerkvoogden en notabelen, in 't bijzonder daarbij noemende den administreerenden kerkvoogd, den Heer G.J. Roghair. Vervolgens huldigde Ds. De Lange nog den bouwmeester, den Heer Posthumus Meyjes, de opzichters, de heeren Streebe en Hoiting, de aannemers, de heeren Gebrs. Koudijs, en den Heer Van Es, die de kerk inwendig heeft versierd. Het kerkgebouw ziet er van binnen zeer fraai uit. Ook het orgel wint het in schoonheid van toon van het orgel, dat bij den torenbrand in 1897 vernield werd. Het is gebouwd door den Heer F.E. Leichel, te Lochem, en werd Zondag bespeeld door den Heer Moinat, alhier, die zich als een uitstekend organist deed kennen.
- Uit Het Vaderland, 3 September 1934.
Het dorp Rhenen en de omgeving werden hedenmiddag opgeschrikt door de mare, dat brand was uitgebroken in de beroemde Cunerakerk. Van alle kanten spoedde men zich naar de plaats des onheils om zoo mogelijk hulp te verleenen.
De vrijwillige brandweer van Rhenen was spoedig ter plaatse, doch daar het vuur met zeer groote snelheid om zich heen greep, werd onmiddellijk assistentie gevraagd van de brandweren uit de omliggende gemeenten. Korten tijd na het uitbreken van den brand te ruim half een, arriveerden de brandweren van Wageningen, Veenendaal en van Arnhem. Uit laatstgenoemde gemeente was een groote motorspuit ter plaatse.
Het blusschingswerk onder leiding van den waarnemende burgemeester van Rhenen werd met kracht ter hand genomen. Met 8 stralen werd water gegeven, doch het mocht niet baten. Het kerkgebouw werd een prooi der vlammen. Aan alle kanten sloeg het vuur uit. Toen bleek, dat het kerkgebouw niet te redden was, werden alle krachten geconcentreerd op het behoud van den beroemden Cuneratoren. Ruim anderhalf uur na het uitbreken van den brand, stortte het dak van het kerkgebouw in. Uit het kerkgebouw kon slechts zeer weinig worden gered. Ook het beroemde orgel in deze kerk ging verloren. Hedenmiddag om drie uur woedde de brand nog voort. De vlammenzee was minder geworden, doch er ontwikkelde zich nog heel veel rook. Het gevaar voor den toren was nog niet geweken, doch was niet zoo dreigend meer als in het begin. De brand is uitgebroken aan de Oostzijde van de kerk. De toren staat aan de Westzijde.
Hoewel hieromtrent nog geen zekerheid bestaat, kan worden aangenomen, dat de oorzaak van den brand moet worden gezocht in onachtzaamheid van een loodgieter, die hedenmorgen op het kerkgebouw werkzaam is geweest. Tal van autoriteiten, ook uit de omliggende plaatsen en een groote menigte nieuwsgierigen, slaan het blusschingswerk gade. Nader meldt men ons:
Hedenmiddag te half vier was de brand in de Cunerakerk zoo goed als gebluscht. Men is er in geslaagd den toren te behouden. Wel is het steigerwerk, dat in verband met restauratiewerkzaamheden aan den toren was aangebracht verbrand, doch het beroemde bouwwerk zelf is gespaard gebleven. Ook de schade in de kerk zelf valt mee. Het geheele bovengedeelte, het dak en de zolderverdiepingen, is uitgebrand. Het dak is bij het instorten terecht gekomen op de gewelven, die boven het eigenlijke kerkgebouw zijn gebouwd. Door het krachtig ingrijpen van de brandweer gelukte het, het vuur buiten de gewelven te houden.
De schade in de kerk zelf werd derhalve alleen aangericht door de groote hoeveelheden bluschwater, die op het vuur werden geworpen. Ook het beroemde orgel bleek achteraf niet te zijn verbrand al heeft het ernstige waterschade opgeloopen.
- Uit Het Vaderland, 25 September 1934.
De kerkbrand te Rhenen
De Bond van Nederlandsche Architecten heeft een druk bezochte ledenvergadering gehouden te Eindhoven. Voorzitter ir J. de Bie Leuveling Tjeenk, huldigde in een uitvoerige rede de nagedachtenis van Berlage.
(...)
Het nieuwe Reglement voor Algemeene Nationale Prijsvraagregelen werd vastgesteld on na 'n bespreking, naar aanleiding van den brand aan de Cunerakerk te Rhenen, werd met algemeene stemmen de volgende motie aangenomen:
„De B.N.A., in vergadering bijeen te Eindhoven, gehoord de bespreking van den op 3 Sept. j.l. plaats gehad hebbenden brand aan de Cunerakerk te Rhenen, waarbij deze kerk met zijn prachtigen toren ternauwernood aan het gevaar van een algehele vernieling is ontsnapt; overwegende, dat blijkbaar onze historische architectonische monumenten nog niet alle door voldoende maatregelen tegen brandgevaar, zoowel in voorschriften als in technische installaties, beveiligd zijn;
spreekt als zijn meening uit, dat het noodzakelijk is onverwijld maatregelen te doen treffen, waardoor de monumenten redelijkerwijze voldoende beschermd geacht kunnen worden tegen eiken vorm van brand- en bliksemgevaar; draagt het Bestuur op deze motie ter kennis te brengen van de Overheid."
- Uit Het Vaderland, 3 Mei 1936.
De instorting in de Cunerakerk te Rhenen. Onderzoek naar de oorzaak
Gisteren hebben voorzitter en secretaris van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, prof. ir. J.A.G. van der Steur en dr J. Kallf, alsmede het lid dier commissie, de heer H. van Heeswijk, districtsbouwkundige, een bezoek gebracht aan de Cunerakerk en ter plaatse een onderzoek naar de oorzaak van de instorting van den pilaar ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet bekend.
Wat de instorting betreft, vernemen wij nog, dat de solide constructie der betonnen zoldering, welke boven de gewelven in nieuw metselwerk is aangebracht, heeft voorkomen, dat de gevolgen der instorting catastrofaal zijn geworden. Was het betonde,. toen de vloer instortte, gaan verzakken, dan zouden de muren der kerk naar binnen zijn ingestort. Nieuwe steunpunten. Er wordt thans ijverig gewerkt, aan nieuwe steunpunten. Men hoopt deze voor a.s. Woensdag klaar te hebben. Doen zich in den tusschentljd geen nieuwe complicaties voor, dan heeft men het geheele werk in handen. Zoekende naar de oorzaak van de instorting kan men het volgende in aanmerking nemen: het metselwerk heeft reeds twee branden te doorstaan gekregen. Het roetwater heeft bij deze gelegenheid ingewerkt op de specie en deze is gedeeltelijk opgelost. Ook kan moeheid van den steen de oorzaak zijn. Hiervoor zou pleiten, het feit, dat in Januari het betonwerk op de gewelven werd gebracht en het metselwerk de heele zware slappe massa kreeg te dragen. Er deden zich toen geen complicaties voor. Dit gebeurde pas na vier maanden, toen de beton verhard was. Thans blijkt, dat het betonwerk geen streep is geweken. Van overbelasting kan dus geen sprake zijn.
- Uit Het Vaderland, 7 Juli 1936.
Reeds vóór 1934, toen de Cunerakerk te Rhenen door een brand geteisterd werd, bestonden voornemens tot herstel. De brand, die de geheele bedakking in vlammen deed opgaan, maakte onmiddellijke voorziening onvermijdelijk. Toch werd ook toen uit geldelijke overweging een algeheele restauratie nog niet aanstonds ter hand genomen. Men besloot zich voorloopig te beperken tot het aanbrengen van nieuwe daken en het herstellen van buitenmetselwerk (vooral van eenige portalen), terwijl men aannam, de verzorging van het interieur der kerk nog wel tot betere tijden te kunnen aanhouden.
De nieuwe ramp, die dit monument onlangs trof, deed de situatie geheel veranderen en stelde op het onverwachtst ook het inwendige van het gebouw aan de orde. Zooals de dagbladen uitvoerig gemeld hebben, is een van de pijlers ingestort, waardoor zich tevens gedeelten van de gewelven begeven hebben. Het voortbestaan van het monument werd ernstig bedreigd, er moest onmiddellijk ingegrepen worden, om aan het machtige bouwwerk een van de weggevallen hoofdsteunsels te hergeven, terwijl consolideering ook van de andere pijlers — voor zoover noodlg — en verdere verzorging van vrijwel het geheele zwaar getroffen interieur zaak van urgentie werden.
Hoewel het onderzoek naar hetgeen inwendig dient te geschieden nog niet geheel beëindigd is en dus ook nog niet nauwkeurig kon worden vastgesteld, welk extra-bedrag thans noodlg zal zijn, mag worden aangenomen, dat dit een totaal van f 120.000 niet zal overschrijden. Getracht zal worden, in den kring van het Ned. Herv. Kerkgenootschap de kosten van nieuw meubilair, centrale verwarming en verlichting, in totaal op ten hoogste f 20.000 geraamd, bijeen te brengen. Deze onderdeelen leenen zich bij uitstek tot een voorziening van kerkelijke zijde, omdat zij in het bijzonder datgene omvatten, wat onmiddellijk voor de uitoefening van den eeredienst noodig is.
Er blijft dan nog f 100.000 te dekken over, welk bedrag ten spoedigste beschikbaar moet zijn, omdat vooral de constructieve voorzieningen geen uitstel kunnen lijden. Evenwel zijn de kerkelijke gemeente te Rhenen zelf eigenares van het gebouw en de burgerlijke gemeente voor het oogenblik allhans tot geen offer van eenige beteekenis in staat
De minister denkt zich de geldelijke oplossing als volgt:
Het Rijk neemt als tot dusver 50 pct. van de f 100.000 als subsidie voor zijn rekening. Verklaart ook de provincie Utrecht zich bereid, voor haar aandeel op te komen, en dit te stellen op 25 pct. dan blijft voor de kerk zelve, eventueel gezamenlijk met de burgerlijke gemeente, nog 25 pct. over. De minister is met zijn ambtgenoot van Financiën overeengekomen, dat dit laatste aandeel, groot f 25.000, zoo noodig, eveneens van Rijkswege zal worden verstrekt als renteloos voorschot onder voor de kerk en de burgerlijke gemeente zoo weinig mogelijk bezwarende voorwaarden. De terugbetaling zal over een groot aantal jaren kunnen worden verdeeld. Voor het oogenblik vraagt de minister dus f 50.000 aan.
- Uit Het Vaderland, 6 September 1940.
Hoe vruchtbaar samenwerking tusschen organist en orgelbouwer kan zijn hebben wij weer eens kunnen constateeren bij een bezoek aan de fabriek van den orgelbouwer Sanders te Utrecht, die, onder toezicht van den organist Willem Zorgman het orgel in de Cunerakerk te Rhenen zal restaureeren en uitbreiden.
Een medewerker voor orgel schrijft ons: Dit orgel, dat in het begin van onze eeuw werd geplaatst door de firma Leichel, uit Lochem. was gebouwd volgens het rein-pneumatisch kegelsysteem en vertoonde een typeerend romantische dispositie. Bij de 37 sprekende stemmen, die over drie manualen en pedaal verdeeld waren, vond men niet minder dan acht 16' en zestien 8' tegenover slechts zes 4', drie 2' en vier vulstemmen. Natuurlijk was het geluid massief en ondoorzichtig en leende het instrument zich noch voor de vertolking der werken van Bach en zijn voorgangers, noch voor die der moderne orgelcomponisten.
Zorgman heeft nu het aantal 16' en 8' gereduceerd en de dispositie uitgebreid met drie 4', een 2' en zes vulstemmen. Bovendien heeft hij alle aandacht geschonken aan oude tongwerken, zoodat men nu naast vulstemmen als Sesqulaltera, Cymbel en Ruischpijp, ook tongwerken als Schalmei, Regaal en Klaroen vindt
De stemmen worden thans verdeeld over vier manualen en pedaal: alleen reeds hierom verdient deze restauratie alle aandacht. Want orgels met vier manualen zijn in ons land zeldzaam: uiteraard kan door de verdeeling over vier manualen en pedaal van de stemmen een veel rijker gebruik worden gemaakt. Het is alleen te betreuren, dat de geldmiddelen blijkbaar niet toelieten den omvang van manualen en pedaal uit te breiden. Een groote verbetering is ook, dat het orgel electrische tractuur krijgt. Allereerst is bij het electrische systeem de aanspraak der pijpen veel precieser dan bij het pneumatische en bovendien kan de speeltafel thans beneden in de kerk geplaatst worden, zoodat de organist zal kunnen hooren, hoe zijn spel in de kerk klinkt. Dezer dagen hadden wij gelegenheid de electrische speeltafel in de fabriek van den heer Sanders te bezichtigen. De vier manualen schuiven iets over elkaar heen, waardoor het spelen met één hand op twee manieren zeer wordt vergemakkelijkt. Nieuw aan deze speeltafel is, dat alle registers aan de linkerzijde zijn geplaatst. De praktijk zal moeten uitwijzen, of deze plaatsing inderdaad aanbeveling verdient; in elk geval is zij zeer overzichtelijk. Boven het pedaal vindt men verschillende treden voor inschakeling van tongwerken, vulstemmen en een vrije combinatie, benevens een generaalcrescendo en een zwelkast voor het vierde manuaal. Wat we thans reeds gezien hebben wettigt de veronderstelling, dat het orgel in de Cunerakerk te Rhenen tot onze belangwekkende instrumenten zal gaan behooren.
- Uit Het Vaderland, 16 Juli 1941.
Gelijk bekend, werd het zeer schoone orgel in de Cunerakerk te Rhenen gedurende het gevecht om deze plaats in de Meidagen van 1940 voor een groot deel verwoest. Het voor den oorlog vastgestelde reorganisatieplan is thans ingetrokken en het orgel zal in verband met de eischen, welke de gerestaureerde Cunerakerk stellen zal herbouwd worden door den Utrechtschen orgelbouwer Sanders.
Het oude orgel bevatte vier manualen, hieraan zal nog een vijfde worden toegevoegd. Reeds werd een deel der restauratie voltooid. Voor den verderen voortgang van het werk wordt nog gewacht op vergunning van hooger hand, daar tal van pijpen verbrand zijn.
- Uit Arnhemsche Courant, 6 December 1941.
Over de restauratie van de bekende Cunerakerk te Rhenen waarmede men thans vrijwel geheel gereed gekomen is, schrijft „Hervormd Nederland": "De hoofdingang komt onder den toren, waardoor de ruimtewerking een verrassing wordt, te meer, waar het orgel, dat bij den brand van 1897 uit den toren in de kerk werd geplaatst, thans wederom achteruit wordt gebracht. Dit orgel bevat 45 sprekende stemmen, verdeeld over vier klavieren en pedaal. Omdat het electrisch-pneumatisch systeem wordt toegepast, kan de speeltafel beneden worden geplaatst. De restauratie van het prachtige oxaal is in vollen gang. Wellicht is niet voldoende bekend, dat er in ons land slechts drie kerken met een oxaal zijn. Het nieuwe bankenplan is gereed en zal met spoed worden uitgewerkt.
Omstreeks Pinksteren 1942 kan de Cunerakerk wederom in gebruik worden genomen, nadat de restauratie ongeveer acht jaar geduurd heeft. De gemeente kwam bijeen in een garage, later in een dassenfabriek en de laatste jaren in een fraaie hulpkerk, welke eerlang als practisch jeugdgebouw en vereenigingslocaliteit kan blijven bestaan".
- Uit Telegraaf, 13 mei 2013
De gemeente Rhenen heeft maandag hekken rondom de Cuneratoren in dat stadje geplaatst, nadat uit onderzoek was gebleken dat grote brokken steen in de toren loszitten. De toestand bleek zo alarmerend dat onmiddellijk een flink gebied rondom de toren is afgezet.
- Uit 'Reformatorisch Dagblad 20 december 2013
De Cunerakerk in Rhenen wordt de komende tijd heringericht en geschikt gemaakt voor „multifunctioneel gebruik” om inkomsten te genereren voor grote renovaties in de toekomst. Dat liet het college van kerkrentmeesters deze week weten. De protestantse gemeente Rhenen staat voor grote uitgaven, zoals de restauratie van de glas-in-loodramen en de vervanging van het leien dak.
- Uit Reformatorisch Dagblad, 11 oktober 2014
De monumentale Cunerakerk in Rhenen krijgt mogelijk een uitbouw. De gemeente Rhenen wil meedenken over een „haalbare variant” voor een aanbouw met een „transparante uitstraling” voor een garderobe, een toiletgroep en een entree voor mindervaliden.