Steyl, Waterloostraat 28 - Kloosterkapel St. Joseph
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Provincie: | Limburg |
Gemeente: | Venlo |
Plaats: | Steyl |
Adres: | Waterloostraat 28 (hoofdadres) |
Postcode: | 5935BG |
Bouwja(a)r(en): | 1901 (uitbreiding van de villa met kapel) |
Sonneveld-index: | 13533 |
Architect: | C.J.H. (Caspar) Franssen |
Oorspronkelijke bestemming: | Rooms-katholiek klooster St. Joseph |
Huidige bestemming: | inbouw appartementen |
Monument status: | Rijksmonument 524699 |
Geschiedenis
Neogotisch complex met kapel. Het landgoed ‘Villa Moubis’ was oorspronkelijk in het bezit van de familie Moubis-de Rijk. In 1876 werd het landgoed ‘Villa Moubis’ aangekocht door de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid. Nadat de zusters tijdens de Kulturkampf vanuit Münster verdreven werden trokken ze naar Steyl, het handelsplaatsje dicht bij de grens met Duitsland. Bovendien waren daar al enkele Duitse kloosters gevestigd. De heer Josef Albers uit Münster gaf de zusters geld te leen "daar zij niets hadden". Voor deze krachtdadige hulp werd het nieuwe klooster onderkomen naar zijn patroonheilige ‘St. Joseph’ genoemd. Er kwam een pensionaat waarin naast Duitse ook Nederlandse pensionaires werden aangenomen. Het huis Moubis vroeg telkens opnieuw om uitbreiding. Het hele Mauritzpensionaat uit Münster kwam met haar opleiding in 1878 naar Steyl. Het pensionaat is gebleven tot 1920. Dit was een goede inkomstenbron voor het klooster, zo rond 1920 verrees links van het landhuis een enorm gebouwencomplex met bijbehorende kapel, die ontworpen werd door de architect Casper Franssen. Het is mede aan de monumentale bouwstijl te danken dat de Villa Moubis in 1970 beschermd rijksmonument werd. Gedurende de oorlogsjaren verbleven er meer dan 500 mensen in de kelders van dit klooster: internen van de Kweekschool uit Blerick, Zusters Dominicanessen van Mariadal, de bevolking van Steyl, Rode Kruis patiënten en meerdere onderduikers. Daarnaast waren er nog meer dan 100 zusters die dit huis bevolkten.
Tot 1965 was het St. Josephklooster het provinciaal Moederhuis en noviciaat maar ook opleidingscentrum voor Ulo en huishoudschool waar de leerlingen intern verbleven. Tevens was de verzorging van zieke zusters een van dagelijkse bezigheden. Het provincialaat werd in 1965 verplaatst naar Venlo. Een gedeelte van het klooster werd geschikt gemaakt voor bejaardenzorg. Toen de Wet op Bejaarden voor religieuzen in 1974 tot stand kwam, werd ook het witte gedeelte, het oorspronkelijk villa Moubis omgebouwd voor bejaardenzorg. In 1984 werden nieuwe aanpassingen gemaakt. In 1993 was men over de top van deze bejaardenzorg heen, het gebouw voldeed ook niet meer aan de eisen van de moderne tijd en werd in augustus 1994 verkocht. Vanaf 1994 hebben diverse projectontwikkelaars het complex in handen gehad. In 2000 heeft uiteindelijk de familie Lathouwers, Villa “Palais” Moubis gekocht en Bouwbedrijf Stam & de Koning de omliggende grond, klooster en kapel. Het heeft nog tot 2003 geduurd voordat de eerste schop de grond in kon van het huidige Park Waterloo.
Monumentomschrijving Rijksdienst
St. Josephkloosterkapel
- Rijksmonument 524699
Het voormalige Sint Josephklooster in Steijl bestaat uit een woonhuis de zogenoemde Villa Moubis en een kloostergedeelte. Deze Villa Moubis bezit een H-vormige plattegrond en is beschermd onder monumentnummer 34984. Omstreeks 1901 kwam een L-vormige uitbreiding tot stand bestaande uit een lange hoge vleugel met hierin onder andere de kloosterkapel en een korte verbindingsvleugel naar de Villa Moubis met hierin een trappenhuis. De kloosterkapel werd gebouwd naar een ontwerp van architect Caspar Franssen in Neogotiek.
Omschrijving
Hoge langwerpige kloostervleugel vrijwel haaks gelegen op de Maaszijde in oostelijke richting, aan de noordzijde, door een volume met daarin een trappenhuis, verbonden met de wettelijk beschermde Villa Moubis. Het toegepaste bouwmateriaal is baksteen in kruisverband met speklagen in gele baksteen. Waterlijsten in natuursteen. Zadeldaken gedekt met leien; afgeknot schilddak met leien. Rechthoekige houten vensters. Vensteromlijstingen in rode tint baksteen. De verbindingsvleugel tussen het kloostervolume met de kapel en de Villa Moubis telt drie bouwlagen met in de westgevel rechthoekige houten vensters met aan de bovenzijde rondboogvormige vulstukken met daarin keramische decoraties. Halverwege in deze korte vleugel bevindt zich een trappenhuis; dit springt vooruit en telt vier bouwlagen. In elke bouwlaag drie kleine smalle venstertjes. In de topgevel een driepasvormig spaarveld . De topgevel is bekroond met een smeedijzeren nokpiron. In de oostgevel van deze verbindingsvleugel springt het trappenhuisvolume eveneens vooruit, telt vier bouwlagen maar heeft een vijfzijdige sluiting. De gevelzijden worden gescheiden door steunberen. In elk gevelvlak tussen de traveeën en in elk van de vier bouwlagen een rechthoekig venster met aan de bovenzijde een spitsboogvormig vulstuk. In de kopse gevel op de begane grond een rechthoekige deur onder een afdakje. Het hoge volume met daarin op de verdieping de kapel telt drie bouwlagen plus souterrainverdieping. De kopse gevel aan de westzijde is symmetrisch ingedeeld. Het middendeel springt iets vooruit: in de eerste bouwlaag een trapje naar een niet authentieke rechthoekige deur. Deze deur heeft een rechthoekig bovenlicht met aan de bovenzijde een rondboogvormig vulstuk met hierin een driepasvormig spaarveld. In dit geveldeel in de tweede en derde bouwlaag een rechthoekig venster met eenzelfde vulstuk. Dit vooruitspringend geveldeel loopt uit in een topgevel met hierin een klein venster met spitsboogvormig vulstuk. Aan de bovenzijde van dit venster decoratief metselwerk. De topgevel wordt bekroond met een smeedijzeren nokpiron. De gevelvlakken aan weerszijden van het vooruitspringde geveldeel hebben eenzelfde indeling. In de eerste bouwlaag een rechthoekig venster met aan de bovenzijde een vulstuk bestaande uit drie smalle spitsboogvomige spaarvelden. In de tweede en derde bouwlaag drie smalle hoge spitsboogvormige spaarvelden. In elk dakvlak een dakkapel met leien schilddakje met nokpiron. De linkerzijgevel van dit bouwvolume telt tot aan de verbindingsvleugel vier venstertraveeën. De traveeën zijn gescheiden door steunbeerachtige lisenen. In elke travee in elke bouwlaag een rechthoekig venster met bovenlicht met een rondboogvormig vulstuk met hierin een driepasmotief. In elke travee een segmentboogvormig souterrainvenster voorzien van traliewerk. Op het dakvlak vier dakkapellen met schilddak met leien en smeedijzeren nokpiron. Het geveldeel waarop de verbindingsvleugel aansluit loopt uit in een topgevel met hierin een rechthoekig venster en decoratief metselwerk. De lange zijgevel van de kloostervleugel aan de zuidzijde is niet symmetrisch ingedeeld. Het volume aan de rechterzijde met daarin op de verdieping de kloosterkapel telt zes venstertraveeën. In het middendeel van deze lange gevel een iets vooruitspringend geveldeel met in de eerste bouwlaag een entreepartij. Het linkergeveldeel telt slechts vier venstertraveeën. Wel zijn alle venstertraveeën gescheiden door steunbeerachtige lisenen. Het linkergeveldeel heeft in elke travee in elke bouwlaag een rechthoekig venster met bovenlicht en met aan de bovenzijde van het bovenlicht een vulstuk met hierin een driepasmotief. In elke travee een segmentboogvormig souterrainvenster. Op het dakvlak vier dakkapellen met nokpiron. De entreepartij in het middendeel van de zuidgevel heeft een dubbele deur met bovenlicht. De deur heeft een aan twee zijden opgaande trap met klein bordes; met natuurstenen treden en smeedijzeren leuning . Boven de deur in de tweede bouwlaag een brede balkon over drie venstertraveeën. Het balkon rust op vier sierlijke smeedijzeren consoles en heeft een leuning met hierop vier smeedijzeren ornamenten. Dubbele balkondeur met bovenlicht. Dit geveldeel met entreepartij loopt uit in een topgevel met hierin een console met Mariabeeld onder baldakijn. Aan weerszijden van het beeld een klein rechthoekig venster met spitsboogvormig vulstuk. Decoratief metselwerk aan beneden- en bovenzijde van het beeld. De topgevelrand is afgedekt met natuursteen en bekroond met een smeedijzeren nokpiron. Het rechtergeveldeel heeft in de eerste bouwlaag in elke travee een rechthoekig venster met rondboogvormig vulstuk met driepasmotief. In de tweede en derde bouwlaag bevinden zich de hoge spitsboogvormige kapelvensters. Deze glas-in-lood vensters zijn voorzien van een smalle spitsboogvormige tracering in natuursteen met aan de bovenzijde een driepasmotief. Aan de benedenzijde van de vensters decoratief metselwerk. Aan de bovenzijde van de vensters onder de dakrand kleine spitsboogvormige boogfriezen. Op het dak in totaal zes dakkapellen. Aan de oostzijde van de kloostervleugel bevindt zich een vijfzijdige uitbouw met daarin in de tweede en derde bouwlaag de absis van de kloosterkapel met aan weerszijden over de eerste en tweede een uitbouw met daarin in de tweede bouwlaag de sacristieruimten. Dit volume heeft in eerste bouwlaag rechthoekige vensters met bovenlicht met aan de bovenzijde een rondboogvormig vulstuk met hierin een driepasmotief. In de tweede en derde bouwlaag van het absisvolume in totaal drie grote spitsboogvormige glas-in-lood vensters met een driedelige spitsboogvormige tracering in natuursteen. Aan de benedenzijde van het middelste venster een console met daarop een Mariabeeld onder baldakijn. Aan de bovenzijde van de vensters decoratief metselwerk in gele baksteen in de vorm van boogfriezen. De uitgebouwde sacristieruimten hebben in de tweede bouwlaag een segmentboogvormig venster met een tweedelige spitsboogvormige tracering in natuursteen. Aan de bovenzijde van de sacristievensters decoratief metselwerk in gele baksteen. De sacristieruimten zijn afgedekt met een schilddak met leien. Op elk dakvlak een kleine dakkapel. De noordgevel van het kloostervleugel heeft in de tweede en derde bouwlaag een vrijwel gelijke indeling uitvoering als zuidgevel van het volume met de kapel. Enkele in de eerste bouwlaag bevindt zich aan de linkerzijde een entreepartij met een dubbele deur met segmentboogvormig vulstuk. Aan de bovenzijde van dit vulstuk een rondboogvormig bovenlicht met een tweedelige spitsboogvormige tracering met hierboven een driepasmotief. De deur heeft natuurstenen treden. In de laatste venstertravee aan de rechterzijde bevindt zich in de tweede en derde bouwlaag een kleiner spitsboogvormig venster met tracering in de plaats van een groot kapelvenster. Op het dakvlak in totaal zes dakkapellen.
Van het INTERIEUR is onder meer het volgende van belang. Het interieur van de kloostervleugel is zowel qua structuur als uitmonstering in tact. Het interieur van de kapel op de verdieping heeft een basicale vorm met hoog middenschip met een houten tongewelf en smalle zijbeuken met plat plafond op spitboogvormige houten consoles. In de kapelruimte twee rijen van vijf ranke met hout beklede kolommen met acanthuskapitelen. In de absis drie hoge spitsboogvormige glas-in-lood ramen van de Päbstliche Hofglasmalerei Kevelaer Goch in Duitsland met voorstellingen van Christus' Geboorte, het Laatste Avondmaal en de Kruisiging. Aan weerszijden van de absis een sacristieruimte met authentieke houten paramentenkasten en paneeldeuren. Het oxaal heeft een houten leuning met rijk houtsnijwerk. De gangen hebben tegelvloeren in geometrisch patronen in verschillende kleuren. Het trappenhuis in de verbindingsvleugel heeft spitsbogen; traptreden in terrazzo; smeedijzeren spijlen met houten handlijst; doorlopende trapkolom met acanthuskapiteel.
In de tuin aan de zuidzijde van de kloostervleugel een tweetal kleine grotten. De grot voor de Heilige Familie heeft een rondboogvormige toegang met een decoratief smeedijzeren hekje. De grot voor Maria als Koningin heeft twee toegangen voorzien van een smeedijzeren hekje met spijlen.
Aan de achterzijde van de Villa Moubis staat een klein mortuariumgebouwtje. Het gebouwtje telt een bouwlaag onder een zadeldak met leien. Het middendeel van de voorgevel springt iets vooruit en loopt uit in een topgevel met overstek met kenmerken van een chalet. De authentieke rechthoekige dubbele deur is voorzien van traliewerk en heeft een rondboogvormig bovenlicht. In de geveldelen aan weerszijden van de deur een rechthoekig venster met rondboogvormig bovenlicht. In de zijgevel een blind rondboogvormig venster. Dak met overstek en chalet-kenmerken. In het middendeel van de achtergevel een driezijdige uitbouw met in elke gevelzijde een rondboogvormig venstertje. Het uitbouwtje wordt afgedekt met een klein schilddak met leien.
Waardering
De kloostervleugel met kapel, twee kleine grotten en klein mortuariumgebouwtje is van algemeen belang en bezit aanzienlijke cultuur- en architectuurhistorische waarden. Cultuurhistorische waarden met name kerkhistorische waarden als voorbeeld van een zogenoemd Kulturkampfkloster nabij de Duitse rijksgrens. De architectuurhistorische waarden worden bepaald door de toegepaste bouwstijl en detaillering; als voorbeeld van het oeuvre van architect Caspar Franssen. De kloostergebouwen zijn typologisch zeldzaam vanwege de combinatie van functies in een gebouw en de wijze waarop de kapel in een groter volume is opgenomen. Het interieur van de kapel is eveneens waardevol en het opvallend hoge volume is een geslaagd voorbeeld van hoogbouw in een open ruimte . Ensemblewaarden worden bepaald door de situering in een parkachtige omgeving nabij de Maas in het kloosterdorp Steijl.
Villa
- Rijksmonument 34984
Voormalig landhuis, XVIII e.v., thans onderdeel van het klooster St. Jozef. Middenvleugel met schilddak, bekroond door een torentje gepleisterde voorgevel met pilastergeleding, een fronton en spitsboogfries. Twee lagere zijvleugels met mansardedak, de linkervleugel met een dichtgemetselde arcade flankeren het voorplein, dakkapellen met gebogen bekroningen. Schilderijen: Calvarie met symbolisering van Oude en Nieuwe Testament (plm 1800), voormalig altaarstuk, dood van H. Jozef (Antwerpse school XVIII B). In de kapel: Christus met doornen gekroond (XVIII). Klokkenstoel met gelui bestaande uit twee klokken van onbekende gieters, diam. resp. 43 cm en 30 cm