Tiel, Sint Walburgkerkpad 3 - Dominicus
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Dominicus |
Genootschap: | Rooms Katholieke Kerk |
Provincie: | Gelderland |
Gemeente: | Tiel |
Plaats: | Tiel |
Adres: | Sint-Walburgkerkpad 1 |
Postcode: | 4001MG |
Inventarisatienummer: | 12240 |
Jaar ingebruikname: | 1940 |
Architect: | Halteren, J.J.M. van |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 520655 |
Geschiedenis
Zeer belangrijk kerkgebouw met forse toren. Tussen 1631 en 1997 hebben de Paters Dominicanen de zorg voor de parochianen gehad. Daarna is de verantwoordelijkheid teruggegeven aan het aartsbisdom Utrecht. Voor de huidige kerk is op 10 oktober 1939 de eerste steen gelegd. Op 11 november 1940 wijdde aartsbisschop J. de Jong de kerk in. Architect J.J. van Halteren maakte het ontwerp. De kerk kwam in de plaats van een in 1861 gebouwde kerk die op 8 juli 1938 afbrandde. De kerk is nodig aan restauratie toe. Restauratiearchitect Heine & van de Rijt Architecten te Tiel heeft een ontwerp gemaakt. Alles is ook goedgekeurd. Nu de financiën nog. (56-06)
Monumentomschrijving Rijksdienst
KERKGEBOUW met een zuidoostelijke ingangstoren waarlangs de zijbeuken van het basilikale kerkschip zijn doorgetrokken. In het koor bevindt zich een ten opzichte van het kerkschip dwarsgeplaatst torenlichaam, waartegen aan weerszijden lagere zijveugels aansluiten. Zo ontstaat in exterieur de indruk van een transept. Het koor wordt hierachter afgesloten door een driezijdige apsis. De apsis wordt afgedekt door een meerzijdig schilddak, de koortoren en de dwarsbeuken elk door zadeldaken dwars op de nokrichting van het zadeldak van het kerkschip. De zijbeuken worden afgedekt door lessenaarsdaken. De schilden van de daken zijn belegd met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen, hebben een kort overstek en zwenken aan de uiteinden iets uit. De afwatering vindt plaats via mastgoten op daksporen. De gevels zijn opgetrokken in imitatie-handvormsteen van het formaat kloostermop, in kettingverband gemetseld. De gevels hebben een gemetselde plint die wordt afgesloten met een rollaag en een uitgemetselde sokkelzone afgesloten met een waterlijst. De gevels worden geleed door middel van steunberen, die door de gootlijsten heensteken en worden afgedekt met een ezelsrug. De kopse gevels van de verschillende bouwvolumes zijn als tuitgevels uitgevoerd, met uitgemetselde schouderstukken. In de gevels zijn spitsboogvensters toegepast, met in baksteen uitgevoerd gotisch traceerwerk. Ze zijn overwegend gevuld met ongekleurd glas-in-lood, voorzien van een in geel glas uitgevoerde rand. De in de gevels toegepaste deuren zijn robuuste, dubbele of enkele korfboogvormig afgesloten houten strokendeuren, met zware, metalen siergehengen. Rond deuren en vensters zijn de gevels met natuursteen afgewerkt.
De symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL bestaat uit het torenlichaam met aan weerszijden de terugliggende geveldelen van de zijschepen, die elk zijn voorzien van twee spitsboogvensters met glas-in-lood. De vierkante toren bestaat uit vier geledingen gescheiden door gemetselde cordonlijsten en bezit op de hoeken dubbele steunberen. In de eerste geleding bevindt zich binnen een omlijsting van natuurstenen archivolten de hoofdingang, met dubbele deuren van het reeds beschreven type. De archivolten ontspringen uit een natuurstenen, naar binnen gericht basement en zijn aan de onderzijde met natuursteen in blokverband versierd. De ingangspartij wordt afgesloten met een boogfries en hierboven bevindt zich een hoog spitsboogvenster dat in de tweede geleding doorloopt. Het venster ligt diep in de gevel, wordt omlijst door gemetselde archivolten en is aan de onderzijde voorzien van een flinke afzaat. Boven het venster bevindt zich een spleetvenster in elke zijde van de toren. De iets inspringende derde geleding heeft in vier zijden gekoppelde blinde spitsboogvensters met hierin spleetvensters voor de lichttoetreding. De vierde geleding draagt het dak en bezit in elke zijde twee spitsboogvormige galmgaten met klankborden. Deze zone is afgezet met een blind boogfries. De toren wordt afgesloten met een vierzijdig tentdak bedekt en wordt bekroond door een flink kruis. Het tentdak is bedekt met een koperen roevendak.
De RECHTER ZIJGEVEL van de kerk is gelijksoortig aan de LINKER ZIJGEVEL en bezit in de zijbeuk boven de sokkelzone en in de lichtbeuk een serie vensters zoals beschreven. In de langs de toren doorgetrokken travee bevindt zich rechts (resp.links) een enkele deur met gemetselde treden en een omlijsting in baksteen en natuursteen en links een venster zoals beschreven. Het kerkschip telt vijf traveeën. In de derde, vierde en vijfde travee van de zijbeuk bevinden zich rechthoekige uitbouwen waarin zich de biechtstoelen bevinden. In de tuitgevels van de koortoren bevinden zich drie smalle en hoge spitsboogvormige vensters voorzien van glas-in-lood. De buiten het kerkschip uitstekende langszijden van dit torenlichaam zijn afgezet met een boogfries. In de tuitgevels van de lagere zijvleugels bevindt zich een hoog spitsboogvenster boven de sokkelzone en in de top van elke gevel een spleetvenster.
De KOORZIJDE bezit ter breedte van de koortoren een driezijdige apsis, die iets boven de zijkapellen uitsteekt. In de drie zijden bevinden zich spitsboogvensters met glas-in-lood. Ter weerszijden van de apsis bevinden zich de spitsboogvensters met glas-in-lood van respectievelijk de zusterkapel en de paterskapel. In het souterrain onder de apsis en het koor bevindt zich het voormalige Vincentiuslokaal, die in de gevel enkele rechtafgesloten, meerdelig vensters bevat met stolpramen. Ook bevinden zich hier, tussen pastorie en kerk enkele tussenleden in dezelfde stijl, ten behoeve van kelderingang, kolenhok en de achteringang voor de zusters naar de kapel.
Het INTERIEUR van de kerk is afgezien van kleine wijzigingen m.b.t. het liturgisch centrum (altaar verlaagd en naar voren verplaatst) en de uitmonstering van de kapellen, nagenoeg in tact. Het kenmerkt zich door eenzelfde robuust materiaalgebruik als het exterieur en bestaat volledig uit zichtbare baksteen en Etlinger tufsteen.
De kerk heeft een donker ingangsportaal (narthex) dat via drie deuren toegang geeft tot het kerkschip. Eerst wordt een soort portiek betreden dat wordt gevormd door de pijlers van de orgelgalerij, die zich in de toren bevindt. De narthexruimte wordt net als de overige secundaire ruimten gevormd door koepelgewelven tussen spitsboogvormige gordelbogen.
In de zuidoostelijke hoek bevindt zich een rondgemetselde uitstulping waar zich de wenteltrap naar de toren bevind. De basilikale kerkruimte wordt gedeeld door een gedrongen spitsboogarcade op korte, vierkante pijlers. De zijbeuken zijn niet meer dan smalle doorgangen, per travee voorzien van een dwarsgeplaatst gewelf tussen spitse gordelbogen, zodat het vrije zicht op het altaar gewaarborgd is. Het brede middenschip wordt bepaald door een groot spitsboogvormig gebogen gewelf, gedragen door ribachtige gordelbogen die heel dicht op de vloer vanuit rechthoekige pijlers ontspringen. Boven de scheibogen van de arcade zijn in het gebogen gewelf nissen uitgepaard waarin zich de vensters bevinden van de lichtbeuk.
Het vierkante koor is van het schip gescheiden door een spitse gemetselde triomfoog, met in de muur ter weerszijden hiervan zijkapellen in de vorm van spitsboogvormige nissen met altaren. Het koor valt op door de heldere verlichting die vanuit vensters hoog in de toren komt. Hierachter bevindt zich de veel lagere en donkere apsis die wederom door een spitsboog van het koor wordt gescheiden. Het koor wordt geflankeerd door een paterskapel (rechts) met een aangrenzende sacristie en door een zusterkapel (links). Zowel de zuster- als paterkapel worden van het koor gescheiden door gemetselde bogen. De paterkapel werd oorspronkelijk door middel van eenzelfde bogenstelling, maar dan gevuld met glas-in-lood, gescheiden van de sacristie. Dit glas bevindt zich nu tussen zusterkapel en koor. De zusterkapel en de sacristie hebben ingangen in het verlengde van de smalle zijbeuken.
De orgelgalerij in de zuidoostelijke toren wordt omgeven door een hoge spitsboog. Binnen deze boog wordt de galerij gedragen door een arcade op ronde natuurstenen pijlers op rechthoekige basementen. De gemetselde balustrade van de galerij is spleetvormig opengewerkt. Ter weerszijden van het ingangsportiek bevinden zich de doopkapel en de gedachteniskapel, met altaren aan de korte zijde. In het ingangsportiek bevindt zich een wijwaterbak, uitgevoerd in natuursteen. De biechtstoelen die zich links en rechts bevinden zijn voorzien van dubbele deuren. De kerkruimte is ingericht met na-oorlogse plastieken (waaronder een kruisweg) en enkele beelden uit de jaren veertig. Het figuratieve glas-in-lood van Asperlagh is in de verschillende kapellen en in de apsis toegepast en bevat onder andere voorstellingen van St. Dominicus (voormalige paterkapel). In de toren hangen drie (niet beschermenswaardige) luidklokken van Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel.
Waardering
R.K. KERK gebouwd in 1940 naar ontwerp van J.J.M. VAN HALTEREN.
- Van architectuurhistorische waarde als gaaf en goed voorbeeld van een kerkgebouw in een bij de Delftse School aansluitende Traditionalistische stijl, die opvalt vanwege het robuuste materiaalgebruik, de eenvoudige, traditionele hoofdvorm waarbij verschillende voor de tijd kenmerkende elementen zijn toegepast zoals gevels met tuiten en schouderstukken. De kerk valt voorts op vanwege het fraaie interieur, waarbij de kerkruimte gevormd wordt door een dicht bij het vloerniveau aanzettend bakstenen gewelf. Deze ruimte garandeert het vrije zicht van de gemeente op het altaar dat vanuit de hoge koortoren verlicht en benadrukt wordt en sluit aan bij in het Interbellum gangbare liturgische opvattingen.
- Van stedenbouwkundige waarde als onderdeel van het Tielse stadscentrum, waar het vanwege toren en hoofdvorm een beeldbepalende rol speelt, voorts van belang vanwege de situering binnen het katholieke complex .
- Van cultuurhistorische waarde als hoofdonderdeel van het katholieke complex, waaraan een oude geschiedenis verbonden is. Een concentratie van gebouwen met een katholieke functie is kenmerkend binnen de sociaal-maatschappelijke geschiedenis van Nederland vanaf het einde van de negentiende eeuw.
Orgel
Hoofdorgel
Het hoofdorgel is gebouwd door Jos H. Vermeulen in 1958.
Koororgel
Het koororgel is gebouwd door Pels & Van Leeuwen in 1980.
In de media
- Uit Het Vaderland, 11 October 1939.
Gistermorgen is te Tiel de eerste steen gelegd voor de nieuwe St Dominicuskerk, die de plaats zal innemen van de vroegere R.K. kerk, welke op 8 Juli van het vorige jaar door brand verwoest werd.
Voor de plechtigheid een aanvang nam, heeft pastoor P.J.Th. de Bruyn een plechtige H. Mis opgedragen. Na de mis vereenigden zich de vele belangstellenden op en voor een verhooging in de in aanbouw zijnde kerk, op de plaats waar het hoogaltaar zal verrijzen en waar gisteren reeds een houten kruis was gezet.
De zinrijke plechtigheid der eerste steenlegging werd eveneens verricht door pastoor De Bruyn, die daarbij geassisteerd werd door de paters G. Meyer en J. van der Heyden.
Na het gebruikelijke ceremonieel las de pastoor vervolgens een oorkonde voor, die bij daarna, tegelijk met den eersten steen, inmetselde. Tot besluit van de plechtigheid zegende de pastoor de fundamenten van de nieuwe kerk.