Tubbergen, Grotestraat 70 - Basiliek St. Pancratius
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Pancratius |
Genootschap: | Rooms-Katholieke Kerk |
Provincie: | Overijssel |
Gemeente: | Tubbergen |
Plaats: | Tubbergen |
Adres: | Grotestraat 70 |
Postcode: | 7651CJ |
Inventarisatienummer: | 10619 |
Jaar ingebruikname: | 1897 |
Architect: | Alfred Tepe (1840 - 1920) |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 507958 |
Geschiedenis
Basiliek St. Pancratius in Tubbergen. Toren 16e eeuw. Bij de Reformatie de rooms-katholieken ontnomen. In de Napoleontische tijd weer aan de katholieken teruggegeven. Huidige neogotische kerk uit 1897 door Alfred Tepe (1840-1920). Van groot belang is het ensemble gebrandschilderde ramen van vijf generaties uit de befaamde glazeniersfamilie Nicolas in Roermond. Op 6 januari 2000 is de kerk verheven tot "Basilica Minor". Zie beschrijving onder.
Monumentomschrijving
Kerk
De neogotische KERK (St. Pancratius) van Tubbergen is gebouwd in 1896-'97 in opdracht van het R.K. kerkbestuur van Tubbergen, naar ontwerp van Alfred Tepe. Constructeurs van de kerk waren de Gebr. Hilbers uit Groenlo.
In 1853 is de bisschoppelijke hiërarchie hersteld met als gevolg een opbloei van de rooms-katholieke kerkelijke kunst. Op 1 december 1869 is in Utrecht het St. Bernulphusgilde opgericht, waarin kunstenaars en bevorderaars (waaronder veel priesters) o.l.v. pastoor Van Heukelum de kerkelijke kunst nieuw leven inbliezen. Zij deden dit naar middeleeuws voorbeeld, met name de 13de en 14de eeuwse Franse en Duitse gotiek vormden een inspiratiebron. Het gilde vormde een tegenhanger van de "Amsterdamse school", geleid door P.J.H. Cuypers en Alberdingk Thijm. De voornaamste kunstenaars van het gilde waren de architect Alfred Tepe (een leerling van P.J.H. Cuypers) en de beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg, beiden in de praktijk geschoold in de bouwhut van de Keulse Domkerk. Zij werkten hecht samen.
Het werk van Tepe vertoont weinig ontwikkeling. De Nederrijnse gotiek en de Westfaalse hallenkerken gelden als zijn voornaamste inspiratiebron. Hij ontwierp vrijwel altijd sobere kerken van baksteen met een sober interieur, hij gebruikte geen natuursteen.
De toren uit Bentheimer zandsteen dateert uit het begin van de 16de eeuw (rijksmonument. nr.: 35747). HOOFDORGEL, gemaakt in 1881 door M. Maarschalkerweerd uit Utrecht, oorspronkelijk met één manuaal en aangehangen pedaal. In 1955 door de fa. Vermeulen uitgebreid met een tweede manuaal en vrij pedaal en voorzien van elektro-pneumatische tractuur. In 2000 door Elbertse gerestaureerd, waarbij de mechanische tractuur werd gereconstrueerd. KOORORGEL, gemaakt door M. Maarschalkerweerd in 1882 met één manuaal en aangehangen pedaal, oorspronkelijk gemaakt voor de r.-k. kerk te Rhenoy en in 1996 in deze kerk geplaatst. Het altaar en de preekstoel zijn het ontwerp van F.W. Mengelberg, de triomfbalk met de calvariegroep dateert uit 1942.
Ook de gebrandschilderde ramen zijn bijzonder. Ze zijn uitgevoerd door vier generaties van de familie Nicolas. De oudste vijf glazen in het priesterkoor dateren uit de bouwtijd van de kerk en zijn vervaardigd door de glazenier Frans Nicolas en zijn zonen François en Charles. De drie glazen achter het altaar verbeelden verschillende taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament. Aan weerszijden daarvan bevinden zich twee ramen met afbeeldingen van acht heiligenfiguren. De acht ramen in het schip zijn in 1954 gemaakt door Joep Nicolas (1897-1972) (de zoon van Charles) en beelden de Apocalypse uit. In 1965 zijn ook in het transept nog twee gebrandschilderde ramen van Joep Nicolaas geplaatst, het Mozesraam en het raam van de Bergrede. Deze werden in samenwerking met Joep vervaardigd door zijn neef Joep Nicolas van Ronkenstein (geb. 1933) Susanne Nicolas-Nys, de echtgenote van Joep sr., heeft in het begin van de 1960-er jaren de veertien bronzen kruiswegstaties ontworpen. In 1972 werd Joep Nicolas gevraagd de nog resterende ramen in de kerk te beglazen. Hij overleed echter vier dagen na zijn bezoek aan Tubbergen in juli 1972.
Daarop werd aan zijn dochter Sylvia O'Neill-Nicolas de opdracht gegeven de laatste tien ramen te ontwerpen. Deze ramen kwamen in 1976 gereed. Langs de noordgevel van de kerk staan leilinden. De sacristie aan de achterzijde van de kerk valt binnen de bescherming. De pastorie is voor bescherming van rijkswege van ondergeschikt belang.
Omschrijving
Driebeukige pseudo-basiliek met transept, uitgevoerd in machinale baksteen. Schip en transept onder schilddaken. De zijbeuken zijn even hoog als schip en transept maar hebben iets lagere schilddaken. Alle daken zijn gedekt met leien in Maasdekking. Op de nokeinden smeedijzeren versieringen. Aan weerszijden van de 16de eeuwse toren zijn twee kapellen aangebouwd die via een tussenlid verbonden zijn met de kerk. De kapellen zijn afgedekt met schilddaken met leien in maasdekking. Nok- en goothoogte zijn lager dan die van de kerk. De kapellen zijn 2/6de gesloten, die aan de noordzijde heeft twee traveeën, die aan de zuidzijde één.
De ongelede steunberen in de zijgevels markeren de travee-indeling van de kerk. De traveeën worden geleed door twee hoge spitsboogvensters met glas-in-lood en bakstenen traceringen. In de transeptabsiden enkelvoudige spitsboog vensters met glas-in-lood, gescheiden door steunberen. Alle traveeën en de transeptarmen worden bekroond door een dakkapel met luiken onder een schilddak. Het koor is 3/8ste gesloten en omrand door straalkapellen.
De onderdorpels van de vensters liggen allen op dezelfde hoogte en vallen samen met een rondom lopende waterlijst. Door dit horizontale element krijgt de kerk een sokkel. Mede door de robuuste toren is de verticale werking van de neogotische kerk in zijn volle omvang minimaal.
De sacristie staat tussen de kerk en de pastorie en is met beide verbonden via een plat afgedekt tussenlid. De sacristie heeft een rechthoekig grondplan onder een steil schilddak met leien en pironnen op de nok. De spitsboogvensters zijn bezet met glas-in-loodramen en uitgevoerd met een bakstenen tracering. In het dakschild aan de voorzijde een kleine dakkapel als op het dak van de kerk.
Het interieur van de kerk verkeert in originele staat. Het schip is twee traveeën lang, koor en transeptarmen zijn geaccentueerd door samengestelde gewelven. Verder eenvoudige kruisgewelven. De originele meubilering van de kerk, waaronder de houten banken, is nog aanwezig. Bijzondere aandacht verdienen de gebrandschilderde ramen van de familie Nicolas, en de preekstoel en het altaar, zeer fraai uitgevoerd naar een ontwerp van F.W. Mengelberg. Het interieur van de sacristie is eveneens uitgevoerd met samengestelde gewelven.
Waardering
Rooms-katholieke kerk St. Pancratius van cultuur-, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang:
- vanwege de exemplarische kwaliteit van de kerk voor productie en gedachtegoed van het St. Bernulphusgilde.
- als Gesamtkunstwerk waarin op ingehouden wijze de bestaande toren, de kerk en het interieur geïntegreerd zijn.
- vanwege de ligging aan het Raadhuisplein, in het oude centrum van Tubbergen.
- vanwege de gaafheid van de kerk, zowel exterieur als interieur, daarbij inbegrepen stoffering en meubilering.
- vanwege de zeldzaamheid van "totaalproducten" van het St. Bernulphusgilde.
Toren
- Rijksmonument 35747
Behorende bij de Rooms-katholieke kerk uit 1897. Een zware onvoltooide Bentheimerstenen toren zonder steunberen, uit de eerste helft van de 16e eeuw.