Handelingen

Uden, Kerkstraat 8 - Kruisherenkapel

Uit Reliwiki


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: Kruisherenkapel
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Noord-Brabant
Gemeente: Maashorst
Plaats: Uden
Adres: Kerkstraat 8
Postcode: 5401BE
Sonneveld-index: 08421
Jaar ingebruikname: 1905
Architect: Franssen, C.J.H.
Huidige bestemming: multifunctioneel centrum
Monument status: Rijksmonument 512971


Geschiedenis

Grote, rijk gedetailleerde, neogotische openbare kloosterkapel, met 2 traptorens en hogere vieringtoren. Verving in 1904-1905 een eerdere Kruisherenkapel. De Kruisherenkapel was dagelijks open.

Deze kapel wordt sinds 2020 beheerd door een stichting, die de kapel exploiteert voor diverse activiteiten: kerkdiensten, trouwerijen en uitvaarten, congressen. Onduidelijk of deze nu nog altijd een openbare kapel is (vermoedelijk niet).

Orgel

In 1846 bouwde Vollebregt een orgel voor de Kruisherenkapel in Sint Agatha. Het had één klavier en aangehangen pedaal. In 1871 plaatste Leonardus van Nistelrooij het over naar de Kruisherenkapel in Uden. Waarschijnlijk heeft Van Nistelrooij het orgel hierbij uitgebreid met een positief. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat dit in Sint Agatha is gebeurd, en in 1878 noteerde Kuijte de dispositie met positief. Rond 1900 werd het grondig hersteld. In september 1905 verkocht men het orgel aan Van Ingen. Deze plaatste het in de Gereformeerde Kerk te Driebergen. Na een herstelling door Dekker in 1918 bleef het orgel ongewijzigd tot 1949. In dat jaar werd het verplaatst naar Sleen door Hoogenboezem. In 1967 plaatste men nieuwe zijvleugels, twee potten en een harp op de kas, afkomstig van het gesloopte orgel uit de Hervormde Kerk van Dwingeloo. In 1968 voerde W. Eppinga werkzaamheden uit. Hij plaatste een nieuwe Mixtuur en een nieuwe Cymbel. In 1980 zijn de windladen gedicht en is de mechaniek hersteld door Mense Ruiter. Deze voerde later nogmaals een restauratie uit, waarbij het pijpwerk is hersteld. Uitgangspunt was de situatie in 1871. Op het hoofdwerk werd de Gamba 8' vervangen door een Cornet III sterk, en de nog nooit geplaatste Trompet 8' geplaatst. Het positief werd ook hersteld: de Sifflet 2' is herplaatst op de plek waar een Octaaf 2' stond, en de kantsleep met Cimbel III sterk uit 1968 is verwijderd. Tenslotte maakte Mense Ruiter een zelfstandig pedaal met een Bourdon 16'. Het instrument is op 8 mei 1992 weer in gebruik genomen.

Monumentomschrijving Rijksdienst

Kapel

De KAPEL van het Kruisherenklooster is in 1904-05 uitgevoerd in neo-gotische stijl naar het ontwerp van C. Franssen. De openbare kapel van het Kruisherenklooster, gewijd aan Onze Lieve Vrouw ter Linde is een driebeukige kerk onder zadel- en lessenaardaken met shingles gedekt en opgetrokken uit roodbruine machinale baksteen, met rode steen voor de raamdagkanten en gele steen voor de speklagen. Evenals het klooster heeft het gebouw aan de straatzijde een smeedijzeren hekwerk op bakstenen voetmuur tussen met natuurstenen gekanteelde dekplaten afgedekte bakstenen pijlers. Het schip telt zes traveeen, het koor heeft een travee en een zevenzijdige sluiting. De voorgevel is gevat tussen twee met naaldspitsen en pirons bekroonde traptorens en heeft een groep van drie portalen met wimbergen, waarboven een tripletraam. In de met een geknot kruis bekroonde topgevel een nissengeleding met Mariabeeld onder baldakijn. Links van het portaal een gedenksteen met opschrift: "ME POSUIT AO. JUB. IMM. CONC. B.M.V. PL. R.D.H. HOLLMANN, MAG. GEN. ORD. OSC. DIE 12 DEC. MCMIV". Rechts een steen met opschrift "ME CONSECRAVIT EPISC. BUSC. WILH. V.D. VEN, PONT. MAX. PIO X. DIE 25 SEPT. MCMV". Het schip heeft in de zijbeuken telkens twee gekoppelde lancetramen en in de lichtbeuk tripletramen tussen steunberen. Tegen de tweede travee van de zijbeuk rechts de voor Franssen karakteristieke driezijdig gesloten dwarsgerichte zijkapel van Maria. In de gevel een deels verweerde kalkstenen gedenksteen met de voorstelling van Maria ter Linde en de tekst: "Gedenkteeken van de Broederschap der Bossche Udense Processie bij haar 150-jarig bestaan Ao. Do. 1874". Tegen de zijbeuken plat afgedekte biechtstoeluitbouwen en aan het eind vijfzijdige absiden. Op het dak een slanke, achtzijdige dakruiter en dakkapellen. De koorsluiting met slanke lancetramen heeft een plat afgedekte kastenomgang met gekoppelde raampjes tussen haast luchtboogachtige steunberen. Het inwendige is uitgevoerd in een combinatie van schoon metselwerk in rood en gepleisterde muurvlakken. Deze treffen we ook aan in het met drie kruisgewelven overdekte portaal. Het schip heeft een tweedelige opstand met ronde hardstenen kolommen met bladkapitelen, waarvan kolonnetten opgaan, die op kalkstenen bladkapitelen de gordelbogen van de vierdelige kruisribgewelven dragen. De tripletramen gaan op boven een driedelig pseudotriforium met houten luikjes in de middennis. De zijbeuken hebben deels inwendige steunberen en vierdelige kruisribgewelven. Het straalgewelf in de koorsluiting wordt voor het oog gedragen door kolonnetten opgaande van kraagstenen. Koor en zijkapellen hebben een bevloering met polychrome ornamenttegels. De rijke neogotische inventaris omvat onder meer de volgende objecten. Orgelgalerij met briefpanelen. Preekstoel (J. Custers, Stratum, 1913) met beschilderde klankschelp en op de kuip van links naar rechts Nicolaas, Paulus predikend, Willibrordus, de Bergrede, Augustinus, Petrus predikend, Martinus (Patroon van de schenker em. past. Martinus van den Bogaard), de Bergrede. Hoogaltaar met tombe (J. Thissen, Roermond, 1905) en retabel (ontwerp C. Franssen, uitv. M, van Bokhoven, Den Bosch 1906). Op de tombe reliefs met Offer van Melchisedek, Paaslam, Mannaregen. Tabernakel met expositietroon en in de predella van links naar rechts reliefs van de evangelisten Marcus, Johannes, Lucas en Mattheus. In het retabel Odilia, geboorte, annunciatie en Helena. In de linker- of H. Kruiskapel een altaar (J.P. Maas, Haarlem, 1910) met kruisbeeld en kandelaars (J. Jonkergouw, Den Bosch, 1910). In de rechter- of H. Hartkapel een altaar (J.P. Maas, Haarlem, 1910) met H. Hartbeeld uit het vroegere internaat en schilderingen van Franciscus van Sales en Margaretha Mara Alacoque door G. de Geetere (Halle, 1910). Op koper geschilderde kruiswegstaties (Gerards, Arnhem, 1913, naar Führich). In de H. Hartkapel schilderingen van Franciscus van Sales en Margaretha Maria Alacoque. In de zijbeuken onder baldakijnen neogotische beelden van atelier Van Eck, Eindhoven. Links Helena, Augustinus, Johannes de Evangelist, Martinus, Paulus en rechts Lidwina, Aloysius, Anna, Alphonsus en Petrus. Gepolychromeerde beelden van Jozef, Odilia en Antonius van Padua (J.P. Maas, Haarlem, 1912). In de Mariakapel rechts van de ingang een tegelvloer, een smeedijzeren hek met ijzeren triomfbalk met opschrift "Behoudenis der kranken BVO". Hier is onder een neogotisch baldakijn het genadebeeld van Maria ter Linden geplaatst. Achter in de linkermuur het 'Wonderkruis' uit de zestiende eeuw met reliekschrijnen en erboven een glasraam met de legende van het wonderkruis, de wapens van Mgr. Van de Brugt ('Justitia Castrum pacis') en Mgr. Smits ('Simplex Exaltabis') en de tekst: "Ex Amore Cordis Cruci Exuli" (J.B. Capronnier, Brussel, 1883). De glas-in-loodramen bestaan uit eenvoudig grisailleglas met in koor en kapellen figuratieve voorstellingen. In het portaal een raam van Maria ter Linde (J.B. Capronnier, Brussel, 1888). In het koor ramen met Augustinus, Calvariegroep, Maria in de stralenkrans, Kruisvinding door Helena en Odilia (F. Nicolas, Roermond, 1906). De ramen in de Mariakapel bevatten Maria als 'Oorzaak onzer blijdschap', 'Behoudenis der kranken', 'Maria, Koningin der apostelen', 'Troosteres der bedrukten' en 'Koningin van de vrede'(Luc van Hoek, 1947). Nabij deze kapel een gedenksteen van de kroning van het Mariabeeld uit 1938. Voor de kapel twee oudere esdoorns.

Waardering

De devotiekapel is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een geestelijke ontwikkeling, namelijk de hernieuwde bloei van orden in de vroege twintigste eeuw en is tevens van belang als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van de kloosterkapel. Het is tevens van belang omdat de gebouwen de aanwezigheid en vorming van vele eeuwen kloostercultuur en de Mariadevotie ter plaatse materialiseren. Het is architectuurhistorisch van belang vanwege de stijl, het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek en is tevens van belang als voorbeeld van het werk van de architect Franssen. Het heeft ensemblewaarden vanwege de samenhang van klooster en openbare kapel. Het is tevens van belang in samenhang met de gaafheid van de omgeving.

Klooster

Het KLOOSTER van de paters Kruisheren is in 1904-05 opgetrokken in neogotische stijl maar ontwerp van C. Franssen. De uitbreiding van 1985 valt buiten de bescherming. Aan de linkerzijde van de Mariakapel bevindt zich het L-vormige klooster, dat met de kapel een rechthoekige voortuin omsluit achter het al genoemde smeedijzeren hekwerk tussen bakstenen pijlers. Het complex is tegelijk met de kapel tot stand gekomen en in 1939 en nogmaals in 1985 aan de achterzijde uitgebreid met onder meer een vleugel in Delftse Schooltrant. Het telt twee bouwlagen, gedekt met leien zadeldaken en is uit dezelfde materialen opgetrokken als de kapel. De linkervleugel heeft een topgevel met drie vensterassen en een neogotisch ingangsportaal. Deze vleugel telt acht traveeen, tot de aansluiting met de haaks gerichte, zes traveeen tellende vleugel die parallel aan de straat loopt. De detaillering is tamelijk eenvoudig met siermetselwerk in de gele speklagen en een ruitpatroon in de topgevel. De zesdelige stolpramen onder segmenttogen met siermetselwerk vullingen zijn in 1993 in kunststof vernieuwd, waarbij op de verdieping van de zesruits indeling is afgeweken. De daken hebben stenen dakkapellen met pirons. Het rationalistisch-neogotische karakter blijkt uit het aan de linkervleugel iets uitspringende trappenhuis en het onder een afzonderlijk tentdak gevatte trappenhuis aan de achterzijde. De latere vleugel is uit baksteen opgetrokken en heeft getoogde roederamen, smeedijzeren sierankers en een overbouwde plaats aan de tuinzijde.

Inwendig wordt het gebouw ontsloten door middengangen, met uitzondering van de parallel aan de weg gesitueerde vleugel, die beneden een brede gang aan de straatzijde heeft. De gangen hebben vlakke stucplafonds en op de begane grond een uit marmer en hardsteen bestaand zwart-wit-patroon. Alle kamers hebben eenvoudige neogotische paneeldeuren, deels met bovenlichten. De linkervleugel omvat aan de voorzijde het gastenkwartier met eigen trappenhuis, beneden ontvangkamers en boven logeerkamers. De trap heeft een houten neogotische trappaal. Achter het gastenkwartier bevindt zich het voormalige slotgedeelte met aan de tuinzijde de vroegere refter. Hier bevinden zich ook de voormalige priorskamer en een bibliotheek met rondom en in het midden gehoute kasten met eenvoudige sjabloonversiering. De bibliotheek is in 1947 van een houten galerij voorzien. Het trappenhuis aan de tuinzijde heeft terrazzo trappen en smeedijzeren leuningen met neogotische bekroning.

Aansluitend aan de kapel bevindt zich de sacristie met een eenvoudige, mogelijk vroeg negentiende-eeuwse eiken credens met deels porseleinen ladeknoppen. Boven de sacristie bevindt zich het nachtkoor der paters met neogotisch glas-in-lood en een moer- en kinderbinten plafond op vier van kopjes voorziene kraagstenen. De acht ramen stellen voor: Helena, Quiriacus, Beatus Luberthus, Theodorus de Cellis, Johannes de Eppa, Abbatulus, Innocentius II keurt de orde van het H. Kruis goed, Matthias apostel verschijnt aan baron De Merode (F. Nicoals, Roermond, 1916). Tegen de muren vier stel vroeg 19de-eeuwse koorbanken met drie en vier zitplaatsen en een overhuiving met gecanneleerde pilasters en rondboognissen. Op zolder de broederkamers.

In de achtervleugel bevindt zich thans de refter met eenvoudige eiken banken en een moer- en kinderbalken plafond. In de aansluitende ruimten waren oorspronkelijk werkplaatsen en wasserij gevestigd. De oude huistelefooninstallatie is als herinnering gehandhaafd.

Waardering

Het kloostergebouw is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een geestelijke ontwikkeling, namelijk de hernieuwde bloei van orden in de vroege twintigste eeuw en is tevens van belang als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van het klooster. Het is tevens van belang omdat de gebouwen de aanwezigheid en vorming van vele eeuwen kloostercultuur ter plaatse materialiseren. Het is architectuurhistorisch van belang vanwege de stijl, het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek en is tevens van belang als voorbeeld van het werk van de architect Franssen.

Het heeft ensemblewaarden vanwege de samenhang van klooster en openbare kapel. Het is tevens van belang in samenhang met de gaafheid van de omgeving.

Externe links

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur